Directeur JBI opnieuw in internationalisering

Jeroen Torenbeek is vertrokken als directeur van het James Boswell Instituut. Hij speelt nu een rol in het internationaliseringsbeleid van de Universiteit Utrecht. Een opmerkelijke stap: voordat hij naar het JBI ging, was hij directeur van het in 2005 opgeheven Bureau Buitenland.

De Universiteit Utrecht stoot het James Boswell Instituut af. Directeur Jeroen Torenbeek helpt de medewerkers met het oprichten van twee nieuwe, zelfstandige bedrijven. Een taak die niet te vereenzelvigen is met het afbouwen van het JBI. Deze taak wordt overgenomen door Wim Dirksen die de klus naast zijn werk als directeur van de faculteit Diergeneeskunde gaat doen. Torenbeek gaat zich op centraal niveau buigen over het internationaliseringsbeleid.

jeroen torenbeekJeroen Torenbeek, ben jij nu niet de kapitein die het zinkende schip verlaat?
“Dat zullen sommige mensen wel vinden en eerlijk gezegd was dat ook mijn eerste reactie toen het college van bestuur me voor de functie vroeg. Maar het leiden van een reorganisatie en het helpen opstarten van twee nieuwe bedrijven is niet te verenigen. Ik móest dus terugtreden als directeur. Daarna werd ik pas door het CvB gevraagd om een rol te spelen in de internationalisering. Dat verzoek kwam als een verrassing. Ook al omdat ik directeur van Bureau Buitenland ben geweest. Ik heb er daarom ook even over moeten nadenken. Maar ik had er tijd voor en wordt tenslotte door de UU betaald om die tijd goed te vullen.”

Wat ga je precies doen?
“Dat is nog niet helemaal uitgewerkt. De universiteit heeft een nieuwe profilering met vier speerpunten. Aan mij de taak om te zorgen voor de internationale component. We moeten maar eerst kijken wat daar voor nodig is. Daarna moeten we de ideeën handen en voeten geven. Noem het Internationalisering 2.0.”

Wat was 1.0 dan?
“Dat was de tijd dat Bureau Buitenland werd opgericht en we probeerden onze studenten te interesseren voor een verblijf in het buitenland.”

Waar ligt het accent van de huidige internationalisering?
“De wensen en verlangens zullen liggen binnen het nieuwe profiel. Het zal om veel meer maatwerk gaan dan vroeger. Het gaat nu meer om het bundelen en zichtbaar maken van onderzoekskracht, waarbij we ongetwijfeld gaan inzetten op heel intensieve samenwerking met een beperkt aantal sterke partners. De inhoud komt uiteraard van de onderzoekers. Het aandragen of creëren van de best passende mogelijkheden tot samenwerken dat is – denk ik – weer mijn taak.”

En studenten, willen die nog wel naar het buitenland vanwege de langstudeerdersmaatregelen van Halbe Zijlstra?
“Ja, dat denk ik wel. Maar we moeten ook kijken naar andere mogelijkheden om buitenlandervaring op te doen. Wij hebben als Universiteit Utrecht de grootste summerschool van Europa waar buitenlanders in de zomer allerlei cursussen volgen. Onze studenten zouden naar een summerschool van een universiteit in het buitenland kunnen gaan. Wat veel studenten niet weten is dat je voor die cursussen ook studiepunten kunt ontvangen. Dat is een instrument dat in elk geval werkt, maar het is natuurlijk de bedoeling dat er meer werkende oplossingen komen.”

Welk buitenland heeft je prioriteit?
“Het gaat zich de komende tijd vooral afspelen in Europa doordat het onderzoeksgeld meer en meer door Europa wordt verdeeld. We moeten onze huidige samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld Amerika en China echter niet verwaarlozen en vooral koesteren. Ik denk alleen dat je de contacten in Azië niet grootschalig moet uitbouwen naar tal van universiteiten. Dat geldt denk ik ook voor de contacten in andere werelddelen.”

Hoe wil je te werk gaan?
“Daar moet ik nog over nadenken, maar ik ben er een groot voorstander van om het denken en doen dicht bij elkaar te houden. Beleid bedenken en beleid (laten) uitvoeren, horen wat mij betreft bij elkaar. Als de lijnen kort zijn, is het snel duidelijk of het beleid werkt of niet.”

Zo werkte Bureau Buitenland toch ook, komt dat terug?
“Dat lijkt me niet aan de orde. Het werkterrein – internationalisering van het hoger onderwijs -  is deels hetzelfde, dat geef ik toe.”

Blijf je eigenlijk nog wel directeur van de Utrecht Summerschool?
“Absoluut.”

 

Hoe de UU met internationalisen begon

Jeroen Torenbeek: “Bureau Buitenland werd zo’n 25 jaar geleden opgezet in een tijd dat er van internationalisering nog geen sprake was. We deden aan ontwikkelingssamenwerking die werd gestimuleerd en gesubsidieerd vanuit het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Daaruit ontstonden banden waardoor het uitwisselen van studenten en medewerkers mogelijk werd.

“Voor de buitenlandse studenten moesten colleges in het Engels komen. Ze moesten een visum, ze moesten ergens wonen. Daar zorgde Bureau Buitenland toen voor. Nu zijn verschillende aspecten ondergebracht bij verschillende onderdelen en dat loopt goed.

“De Utrecht Summerschool was aanvankelijk ook een afgeleide van de internationalisering. In de zomer stonden de kamers van de buitenlandse studenten leeg en om die te vullen zijn we met de Summerschool begonnen. Inmiddels is het bestaansrecht wel veel breder.

“Internationalisering nam een grotere vlucht toen de Europese Unie vond dat Europa meer moest gaan leven onder de mensen. Het Europa van de burger moest tot stand komen. De gemakkelijkste en goedkoopste manier was om dat via de studenten te doen. Daarom werden de Erasmusbeurzen in het leven geroepen. Iedereen profiteerde. De studenten konden goedkoop naar het buitenland, de Nederlandse instellingen kregen makkelijker buitenlandse studenten.

“Nu moeten we een nieuwe slag maken en ik vind het leuk dat ik daar een onderdeel van mag zijn.”

 
   

 

Advertentie