'Een matige loonsverhoging, dat is toch niet onredelijk?'
Het geduld van de bonden is op. Na ruim een half jaar vergeefs onderhandelen over een nieuwe CAO is het nu tijd voor actie. Vandaag peilt de Abvakabo de actiebereidheid onder de medewerkers. Maar die twijfelen, zo blijkt uit een korte rondgang van DUB.
“We vragen universiteiten om te kiezen voor het personeel en de politiek om de mooie woorden over het belang van de kenniseconomie waar te maken.” Met die woorden riep onderhandelaar Marieke van den Berg de medewerkers van de Nederlandse universiteiten onlangs op om bij de opening van het academisch jaar op 6 september actie te voeren voor loonsverhoging en werkzekerheid.
Achtergrond van de oproep is de patstelling in de onderhandelingen over een nieuwe CAO. Hoe bescheiden de looneis van 1,25 procent van de bonden ook is, de universiteiten hebben tot nu toe stelselmatig geweigerd om over een salarisverhoging te praten. De precaire financiële situatie biedt daartoe geen ruimte, is hun mening. Ook concrete afspraken over werkgelegenheidsbehoud behoren volgens hen niet tot de mogelijkheden. Maar is dat voldoende reden voor actie?
PEANUTS
Moeilijke vraag, vindt Jan Builtjes van de Instrumentele Dienst van de Bètafaculteit. “In verhouding tot wat we soms nog om ons heen zien, is een loonsverhoging van 1,25 procent peanuts. Verschrikkelijk onredelijk is de eis van de bonden dus niet. Aan de andere kant zullen de universiteiten de bonden straks ongetwijfeld de schuld geven van de reorganisaties en de ontslagen, die men dan als noodzakelijk zal presenteren.
“Zelf zou ik willen pleiten voor garanties met betrekking tot de werkgelegenheid, maar hoe hard zijn zulke garanties? Je wilt niet in de situatie komen dat men over een jaar zegt: er moeten nu toch veel mensen vertrekken maar met een loonsverhoging waren het er nog veel meer geweest. Kortom, de keuze blijft moeilijk. Je hebt het idee dat je je hoe dan ook in de vingers zult snijden.”
LEGE HANDEN
Dat is ook de mening van DUB-columnist Menno Lievers: “Ik ben geneigd te zeggen dat de vakbonden de looneis moeten laten vallen ten faveure van werkzekerheid. Probleem daarbij is dat een looneis een harde concrete eis is, waarvan naleving gecontroleerd kan worden, terwijl een immateriële eis als werkzekerheid dat niet is, waardoor je altijd het risico loopt dat de tegenpartij op een gegeven moment zegt dat ze niet langer aan die eis kan voldoen en alsnog mensen moet ontslaan, waardoor de vakbond met lege handen staat.”
AFSCHEPEN
Ook veel andere medewerkers zien zich voor een dilemma gesteld. “Primair reagerend vind ik dat de werknemers zich niet te snel moeten laten afschepen met de gevolgen van deze looneis”, zegt voorzitter Marc Bergkotte van de dienstraad van de Bestuursdient. “Ook medewerkers van universiteiten, en zeker die in de minder goed betaalde functies, hebben het recht om 'mee te groeien' met de toenemende verplichte huiselijke uitgaven.
“Maar”, vervolgt hij, “als de universiteiten de hogere loonkosten zelf moeten betalen, is het de vraag of de eis echt doorgezet moet worden. Bijna iedereen is ervan doordrongen dat er niet veel ruimte in de begrotingen zit, en in het verleden heeft het zelf moeten betalen van hogere loonkosten geleid tot grotere bezuinigingen, reorganisaties en het verdwijnen van personeel.
"Als dat de consequentie is van de looneis, dan lijkt het mij belangrijker om te gaan voor immateriële zaken zoals werkzekerheid. Om me heen luisterend, en naar mezelf luisterend, zijn veel mensen, en ik dus ook, van mening dat een looneis niet kost wat het kost doorgezet moet worden en er is nauwelijks actiebereidheid.”
NIET ONREDELIJK
Maar anderen vinden dat de bonden niet voor zulke argumenten zouden moeten zwichten. “In andere publieke sectoren is het ondanks de economische crisis ook gelukt een loonsverhoging door te voeren, zegt U-raadslid Lucille van Wijnbergen (Rebo). “Van de vakbond begrijp ik dat op basis van het economische beeld, de oplopende werkloosheid en de oplopende overheidstekorten, een arbeidsvoorwaardenruimte van 2 - 2,5 procent verantwoord is.
"Zij zetten nu in op een loonsverhoging van 1,25 procent. De overige ruimte is vervolgens bestemd voor afspraken over werkgelegenheid en scholing. We hebben het hier dus over een matige loonontwikkeling ten gunste van de koopkracht in ruil voor behoud van werkzekerheid en het creëren van werkgelegenheid. Dat lijkt me toch niet onredelijk.”
NIET LATEN PASSEREN
Wil Remmers (Algemene Sociale Wetenschappen): “Ook mijn reactie is dat het geen onredelijk verlangen is om in ieder geval de inflatie gecompenseerd te krijgen. We hoeven er niet op vooruit te gaan maar de medewerkers willen er ook zeker niet op achteruit gaan. Vooral voor de lagere salarisschalen is dat belangrijk. Dat de VSNU tot dusverre nul komma nul biedt, kunnen we niet laten passeren.”
Vandaag, 24 augustus, om 12 uur moet in zaal C van het Ruppertgebouw duidelijk worden hoe groot de actiebereidheid in Utrecht daadwerkelijk is.
EH