Filosoof Jan Vorstenbosch schrijft boek over zijn passie voor voetbal

Terwijl de ene helft van Nederland de verrichtingen van ‘onze jongens’ in Zuid-Afrika met ingehouden adem volgt, vraagt de andere helft zich vertwijfeld af wat er met hun doorgaans toch betrekkelijk nuchtere vrienden en vriendinnen aan de hand is. In zijn nieuwste boek ‘Voetbalgek’ gaat de Utrechtse filosoof-voetballer Jan Vorstenbosch op zoek naar het geheim van zijn passie voor dat fascinerende ‘spelletje’.

Er komt een corner van links. De bal wordt halfhoog strak voor het doel gebracht. Ik sta op het moment van nemen gewoontegetrouw en zonder veel illusies (ik hou niet zo van koppen) ergens bij de tweede paal. Maar met zo’n halfhoge bal zie ik wel een mogelijkheid, misschien zelfs een kansje. Ik ren naar voren, naar de eerste paal vanuit de cornerpositie, en de bal en mijn rechtervoet komen elkaar tegen als ik opspring; de bal raakt mijn rechterhak, wordt naar het doel afgebogen en slaat van zo’n twee meter met kracht via de onderkant van de lat in het doel. (pag. 19)

Zo beschrijft Jan Vorstenbosch (1950) een van de mooiste doelpunten uit zijn lange loopbaan als linksbuiten van onder meer Broekhoven (Tilburg), de Poortstraat (de Poortstraat), Kampong (Utrecht) en FVK (Familie, Vrienden, Kennissen).

Hij noemt het een doelpunt dat ‘misschien wel een plek verdient in de onmetelijk grote map met bijzondere doelpunten, bekend en onbekend, die Koning Voetbal uit zijn 150-jarige biografie kan samenstellen’, een doelpunt dat in die zin op één lijn kan worden gesteld met het legendarische doelpunt dat Dennis Bergkamp in 2002 namens Arsenal scoorde in de wedstrijd tegen Newcastle United.

DENNIS BERGKAMP

Denk niet dat Vorstenbosch arrogant is, De vergelijking van zijn goal met die van Bergkamp dient uitsluitend als vertrekpunt voor een uitstapje naar de vraag wat kijken is en hoe beelden werken. Dankzij de beschikbaarheid op YouTube is het ooit zo fraaie doelpunt van Bergkamp verworden tot ‘contextloze, abstracte schoonheid die murw maakt’ om met de Duitse filosoof Walter Benjamin te spreken.

Dat lot is zijn eigen doelpunt bespaard gebleven, schrijft Vorstenbosch, vooral omdat niemand het zich meer herinnert, zelfs hijzelf niet, want het gebeuren speelde zich achter zijn rug af.

HUGO BORST

Wat hij per se niet wilde was het zoveelste kleedkamer verhaal à la Hugo Borst ‘of al die anderen die een beetje een pen kunnen vasthouden’, vertelt hij op zijn Utrechtse werkkamer. “Waar ik naar streefde was een soort Bestandsaufname zoals de Duitsers dat noemen, een evaluatie van hoe het voetbal ervoor staat, maar dan niet op een zwaar theoretische manier, maar met de nodige ironie en steunend op mijn eigen ervaringen als voetballer en als liefhebber.

“Als je me vraagt of er een theorie achter dit boek zit, dan is dat misschien dat de moderniteit in het klassieke idee van sport een aantal Fremdkörper heeft geïntroduceerd. Oorspronkelijk draaide sport om rivaliteit en competitie. Wat de moderniteit erin heeft gebracht, is dat het draait om records en om wat de Engelsen the display of human abilities noemen.

"In het oorspronkelijke Griekse idee van sport ging het erom hoe je het spelletje spannend kon maken in termen van rivaliserende deelnemers. Records speelden in die opvatting geen rol. Dat komt terug in het hoofdstuk in mijn boek, waarin ik de wedstrijd uitroep tot datgene waar alles om draait en waar alle andere verschijnselen van zijn afgeleid.

INTER

"Een groot misverstand is bijvoorbeeld dat kampioenschappen en prijzen belangrijk zouden zijn. Ik hoorde een Inter-fan laatst zeggen: we hebben in de finale van de Champions League tegen Barcelona misschien wel negatief gespeeld, maar dat is over vijf jaar iedereen vergeten, want Inter staat dan wel in het rijtje van winnaars.

"Onzin. Aan welke finale denk je nu nog steeds terug? Dat is bijvoorbeeld die fantastische finale in 1994 waarin AC Milan het favoriete Barcelona met 4-0 zoek speelde. Wie maalt er nou na zoveel jaar nog om een titel, dat is toch allemaal hoogst vergankelijk? Bovendien, de naam Inter is magisch en echt niet afhankelijk van die ene Europa Cup meer of minder."

JABULANI

Als hij ergens een bloedhekel aan heeft, dan is het wel aan de verregaande greep die de commercie op het voetbal heeft gekregen. “Neem nou die bal, die Jabulani. Op elk WK moet er om commerciële redenen een nieuwe bal komen, terwijl je elke keer weer hetzelfde gezeur hoort dat het zo’n fladderbal is.

"Dan denk ik: jongens, we hebben nou achttien WK’s gehad. Ik wil best geloven dat de bal van 1964 niet de beste bal was, maar zo vanaf 1980 moet er toch een bal zijn ontwikkeld waarmee redelijk goed te voetballen valt. Ga daar dan mee voetballen. Als de commercie zo nodig elke vier jaar een nieuwe bal wil, oké, maak die en adverteer ermee, maar speel de wedstrijden gewoon met de beste bal die er is.”

ORANJEBOMBARIE

In zijn boek gaan voetbal en filosofie hand in hand. Een lastig huwelijk, erkent hij. “Mijn boek is inderdaad een beetje hybride, aan de ene kant probeer ik vanuit de voetballerij kritiek te leveren op de filosofie, terwijl ik als filosoof bepaalde ontwikkelingen in de voetballerij tegen het licht houd. Het boek zou daardoor gemakkelijk tussen de wal van de oranjebombarie en het schip van de filosofie terecht kunnen komen.

“Neem Hans Driessen, die in de Volkskrant schreef dat het voetbal in mijn boek wel ruim aan bod komt, maar dat de filosofie eigenlijk niks toevoegt. Daar was ik nogal over in mijn wiek geschoten. Ik vind zelf vaak dat Schopenhauer en Kant er door mensen die filosofie gestudeerd hebben en dan populair gaan schrijven, mensen als Bas Haring en Rob Wijnberg, met de haren bij worden gesleept.

"Maar als ik Albert Camus in mijn boek aanhaal, doe ik dat niet omdat hij als een van de weinige filosofen zelf heeft gevoetbald, maar omdat hij stelt dat voetbal een fundamenteel kader schept waarin je als mens verantwoordelijkheid ontwikkelt voor wat je goed en fout doet. Als Driessen wat beter had gelezen en zich niet had laten afschrikken door het feit dat ‘Voetbalgek’ een boek is voor een groter publiek, dan had hij gezien dat er wel degelijk serieuze filosofie in zit.”

DE IDEALE VROUW

Als ware liefhebber maakt het Vorstenbosch niet veel uit of hij naar een wedstrijd op het WK zit te kijken of naar het eerste van zijn Tilburgse amateurclub. “Het aardige is dat bij ons op zaterdag af en toe ook heel mooie dingen gebeuren. Bij Broekhoven speelt een jongen die een bal even gemakkelijk in de bovenhoek krult als Van Persie. Bovendien wordt professioneel voetbal steeds meer schaken, steeds sterieler.

"Ik vergelijk de passie voor voetbal wel eens met de passie van mannen voor vrouwen. Alle mannen dromen van de ideale vrouw, maar ze kijken net zo lief naar al die leuke meisjes op straat. Dat heb ik ook met voetbal. Als ik in de trein zit, en ik kom langs een veld waar gevoetbald wordt, dan kijk ik zelfs om in de hoop nog net even te kunnen zien hoe de aanval afloopt, voordat het veld uit zicht verdwijnt.”

GARRINCHA

Ook na drie maanden denken en schrijven kan Vorstenbosch zijn passie voor voetbal niet goed verklaren. Onlangs kocht hij een documentaire over de vroegere Braziliaanse international Garrincha. “Wat mij opviel was dat Garrincha na een wedstrijd van zijn club Botafogo terugreed naar zijn dorp en daar meteen weer ging voetballen. Dat herkende ik, want toen ik zestien, zeventien was en in het eerste van Broekhoven speelde, deed ik precies hetzelfde.

"Als ik om half vijf  thuis kwam, stond ik even later met mijn oom en mijn neefjes op straat te voetballen. Ook tijdens mijn studietijd was dat zo. Als er gevoetbald kon worden, was ik van de partij, ook als ik eigenlijk college had. Dat haalde ik later wel in.”

 

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

JAN VORSTENBOSCH IN 'VOETBALGEK' OVER VOETBAL ALS PASSIE

In het hart van deze passie ligt om te beginnen een vreemde paradox. Er moet ergens in het onbewuste of voorbewuste een besef sluimeren van een antwoord op de vraag: Waarom houd ik eigenlijk van dit spelletje? Dit spelletje met zijn rare uitwassen – de te grote ego’s, de intimiderende doodschoppen, de hooligans, de skyboxen, de omkoopschandalen; dit spelletje met zijn sympathieke rare snuiters, zoals daar zijn Oranje-supporters uit een klein dorpje in Groningen die op een novemberavond verkleumd in hun carnavaleske uitdossing naar een oefeninterland tegen IJsland zitten te kijken, à raison van vijfenveertig euro. Dit spelletje met zijn rare entourage van drammerige journalisten die maar blijven doorzeuren over opstellingen en verzwikte enkels; van spelersvrouwen aan wie nogal smakeloze tv-series worden gewijd; van bobo’s die zich bemoeien met zaken waar ze geen verstand van hebben.

Het hoort er allemaal bij, en heus niet alleen op het niveau van Oranje, maar ook op het niveau van ‘onze jongens’ die op zondagmorgen de kleuren van het vierde verdedigen en hun prestaties alleen vastgelegd zien in het maandelijks met veel liefde en spelfouten volgeschreven en uitgeprinte clubblad. Ik neem het allemaal voor lief, ik neem het zelfs allemaal voor liefde. De blinde liefde van de compromisloze fan, die zich geen vragen stelt maar altijd antwoorden klaar heeft en de schuld geeft aan de foute beslissingen van de scheids, de ongelukkige val op de paal, de verkeerde wissels van de trainer: het heeft iets moois en benijdenswaardigs. (pag. 24-25)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

SPIEGELNEURONEN

Hij spreekt van een vreemde paradox, die ertoe leidt dat hij aan de ene kant weg is van voetbal, maar het ‘spelletje’ tegelijkertijd als geen ander relativeert. “Als ik naar een wedstrijd kijk, ben ik bijvoorbeeld nooit echt partijdig. Ik ben wel voor Nederland, maar ik kijk toch vooral of er op het veld iets leuks gebeurt, ik kijk vanuit mijn spiegelneuronen.

"Vaak zit ik tegelijkertijd een boek te lezen en denk bij een doelpunt: ik kijk wel naar de herhaling, want mijn tijd is kostbaar. Pas als het spannend wordt, als een wedstrijd ontvlamt, leg ik het boek weg en ga ik echt kijken.

"Het grappige is dat die houding vooral vrouwen aanspreekt die eigenlijk niet van voetbal houden. Ik heb al een paar keer gehoord dat zij ‘Voetbalgek’ een heel fascinerend boek vinden, terwijl mijn voetbalvrienden aanvankelijk helemaal niet reageerden. Op een gegeven moment begon ik me daar zelfs ongerust over te maken. Had ik wel het goede boek geschreven?”

BETEKENIS

Hij is blij dat voetbal op zijn weg is gekomen. “Mensen hebben een concrete wereld nodig om betekenis aan hun leven te geven. Als je in je jeugd geen passie voor iets hebt ontwikkeld, word je later zo iemand die na zijn pensioen zegt: ik heb eigenlijk nooit een hobby gehad.

"Die passie kan de filosofie zijn, maar dat is voor veel mensen wat lastig te bereiken. Voetbal is voor iedereen weggelegd. Ik ben heel blij dat mijn vader mij indertijd heeft meegenomen naar het voetbal, want zo ben ik geïntroduceerd in een wereld waarmee ik mijn leven lang voort kan.”

STERRENWIJK

Natuurlijk is hij niet gelukkig met de uitwassen rond het voetbal, maar de oprechte passie van veel supporters maakt wat hem betreft veel goed. Als ik langs de Utrechtse Sterrenwijk fiets, vind ik het ontroerend om te zien hoe iedereen daar zo’n WK samen beleeft en samen kijkt. Dat hoort er ook wel bij, vind ik.

"Ik weet nog goed dat ik de finale van het Europees Kampioenschap in 1988 in mijn eentje heb zitten bekijken en dat ik dat helemaal niks vond. Ik heb het wel onthouden, ja, puur vanwege de eenzaamheid. Je ziet Van Basten dat fantastische doelpunt maken en er is niemand tegen wie je kunt roepen: Jezus, zag je dat!!!! In mijn eentje naar die wedstrijd kijken is een van de ergste dingen die mij als voetballiefhebber ooit is overkomen.”

 EH

 (Jan Vorstenbosch, Voetbalgek, uitgeverij Lemniscaat, € 17,95)

 

 

JAN VORSTENBOSCH IN 'VOETBALGEK' OVER HET GEBRUIK VAN VIDEOBEELDEN

Het grootste probleem met de invoering van elektronische hulpmiddelen is dat de sport er minder leuk en interessant van wordt. Het voetbal draait  niet alleen om rechtvaardigheid maar ook om een vlot verloop, om toeval, kunde, verdienste, inzet, moed, het vermogen je niet kleinzielig op te stellen. Het voetbal draait om de toetsing van je morele en esthetische gevoelens, ook in situaties waar die op de proef worden gesteld. Over dit alles kan bovendien, ter verfijning van ons beoordelingsvermogen, na afloop in de derde helft nog nagepraat worden, eventueel met de videobeelden erbij. Met de invoering van meer technologie worden veel van de cruciale aanleidingen voor zulke gesprekken weggenomen. Dat is een verlies voor de sport en haar maatschappelijke betekenis.” (pag. 178-179)

 

Advertentie