Frank Miedema: ‘Voetballers lezen meer over voetbal dan onderzoekers over wetenschap’
De kenniseconomie. Een afschuwelijke term vindt immunoloog Frank Miedema, "want het lijkt in de wetenschap tegenwoordig alleen nog maar over geld te gaan”. De vicevoorzitter van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) weigert zich bij die ‘realiteit’ neer te leggen. “Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om met het bedrijfsleven samen te werken, maar wetenschap moet te allen tijde onafhankelijk blijven.”
Het was een opvallend boekje dat vorig jaar onder de titel ‘Wetenschap 3.0’ het licht zag. Niet zozeer vanwege het onderwerp, want over de invloed van het bedrijfsleven op de wetenschap wordt genoeg geschreven. Maar dat een biomedisch onderzoeker - iemand die zelf nauwe banden met farmaceutische bedrijven heeft - zich zo sceptisch toont over hun invloed en daarbij ook nog eens royaal citeert uit de wetenschapssociologische en -filosofische literatuur, komt minder vaak voor.
Op zijn werkkamer in het UMC Utrecht wijst Miedema op een boekenplank vol studies over wetenschap. “En bij mij thuis in de kast staat nog veel meer. Ik ben al van jongs af aan geïnteresseerd in de vraag hoe wetenschap werkt. Ik denk niet dat veel mensen op de universiteit nog geloven in de mythe van de belangeloze, waardevrije wetenschap. Maar er zijn er maar weinig die zich serieus verdiepen in de vraag hoe wetenschap dan wel functioneert en wie bepaalt wat wel en niet onderzocht wordt. Ik vind dat niet verstandig, want mede daardoor heeft het bedrijfsmatige denken op de universiteit zo overheersend kunnen worden.”
Wetenschap 3.0
Al een aantal jaren probeert Miedema onder meer door middel van publicaties zoals ‘Wetenschap 3.0’ en optredens in programma’s van Studium Generale aandacht te vragen voor dit in zijn ogen nijpende probleem. In een recent artikel in de Academische Boekengids waarschuwde hij in navolging van de door hem bewonderde socioloog Steve Fuller voor de snelle opmars van het zogeheten Mode-2 onderzoek, gefinancierd door en uitgevoerd in nauwe samenwerking met marktpartijen met hun specifieke belangen.
“Ik vind dat een gevaarlijke ontwikkeling, want naarmate universiteiten en kennisinstituten meer in de greep raken van externe opdrachtgevers is er minder ruimte voor onafhankelijk onderzoek zonder direct aanwijsbaar economisch nut. Niet dat we het bedrijfsleven de deur moeten wijzen. Integendeel. Samenwerking is prima, mits wij als wetenschappers voldoende speelruimte houden om zelf te kunnen blijven bepalen wat wij onderzoeken.
"Ik heb veel met biotechbedrijven, groot en klein, samengewerkt, ben op hun kosten opgetreden op congressen en zogenaamde satellietmeetings, maar altijd op één voorwaarde: ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid en ik wil kunnen roepen wat ik wil met mijn grote Amsterdamse mond. En als men dat niet wilde? Dan kwam ik toch niet?”
Economische Zaken
“We hebben een periode achter de rug waarin het op de universiteit alleen nog maar over geld leek te gaan”, vervolgt Miedema, “alleen nog maar over patenten en producten en hoe daar geld mee te verdienen. Daar moeten we ons beter tegen wapenen. De wetenschappelijke wereld moet op de bres blijven staan voor onafhankelijk onderzoek.
"Wij moeten erop blijven hameren dat het belangrijk is om te weten hoe dat ene molecuul werkt, omdat dat ons mogelijk – misschien pas in een verre toekomst - kan helpen in onze strijd tegen bepaalde ziektes, hoewel we nu nog geen idee hebben of die kennis van ons ooit tot een bruikbaar product zal leiden.
"Dat is onze taak als onderzoeker. Daarom moeten we ons ook met kracht verzetten tegen de huidige bezuinigingen op de universiteiten en tegen de toenemende roep om valorisatie. Straks wordt het universitaire onderzoek alleen nog maar betaald door Economische Zaken. Dat kan echt niet.”
Bestuurlijke realist
Een eenvoudige oplossing heeft hij niet, erkent hij. “Die kritiek kreeg ik ook op mijn boekje: ‘Je laat wel zien hoe het werkt, maar je vertelt niet wat we eraan kunnen doen.’ Dat klopt, zeg ik dan, maar een begin van elke oplossing is zien wat het probleem is en snappen hoe dingen werken.
"Ik ben niet iemand die gaat roepen: het moet dramatisch anders en mensen moeten nu eens naar mij luisteren. Zo zit ik niet in elkaar en bovendien ben ik daar een te grote bestuurlijke realist voor. De manier waarop wetenschap en bedrijfsleven met elkaar verweven zijn, zal echt niet ingrijpend veranderen. Maar dat wil nog niet zeggen dat je als onderzoeker niet je eigen positie in dat krachtenveld kunt bepalen.
That thing called science
“Ik wil mensen, vooral jonge onderzoekers, duidelijk maken dat je heel goed met het bedrijfsleven kunt samenwerken en toch jezelf blijven. Met dat doel heb ik samen met collega’s uit het UMC Utrecht voor promovendi in de Utrecht Graduate School for Life Science een cursus ontwikkeld onder de naam ‘That thing called science’.
"In die cursus laten we zien hoe wetenschap werkt. We behandelen vragen als: Wie bepaalt de researchagenda, wie verdeelt het subsidiegeld, van wie zijn de data die je in de vakbladen publiceert, waar blijven ze, wat wordt ermee gedaan? En niet het minst belangrijk: wie betaalt ervoor en waarom? Waarom zijn er grote ‘ witte vlekken’ die niet onderzocht worden en is dat geen groot probleem?
“Met dat soort vragen zou elke wetenschapper zich bezig moeten houden, maar ik merk daar helaas weinig van. Als ik er hier in huis met onderzoekers over praat, vinden ze het allemaal heel interessant, maar eigenlijk hebben ze het liever over hun molecuul, hun cel of hun therapie. Doordat het bedrijfsmatige in de wetenschap zo is gaan overheersen, is bij veel mensen het idee verdwenen dat je er over kunt nadenken wat wetenschap eigenlijk is. Volgens mij lezen voetballers meer over voetbal dan wetenschappers over wetenschap. Dat is toch dramatisch?”
Neoliberaal denken
Gelukkig ziet hij een wending ten goede, vooral bij studenten. “Toen ik in 2004 naar Utrecht kwam, schrok ik van het gebrek aan maatschappelijke en politieke betrokkenheid onder studenten. Maar de laatste tijd merk ik gelukkig een toenemende weerstand tegen het neoliberale denken, het gevoel groeit dat we daar veel te ver in zijn doorgeschoten. Studenten zeggen nu zelfs al tegen mij: waarom geeft u die cursus van u niet ook in de master- of zelfs de bachelorfase? Dan denk ik: hè hè, we gaan de goede kant op.”
Als lid van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht heeft Miedema aan de wieg gestaan van een strategie waarin de eerste prioriteit de innovatie van de zorg is. "Nieuw is met name dat we de vragende partijen, de verzekeraars maar zeker ook de patiëntenverenigingen nauw hebben betrokken bij de keuzes die we hebben gemaakt." Op de vraag of hij het in dit licht niet betreurt dat de wetenschapswinkels, waaronder ook de geneesmiddelenwinkel, in Utrecht zijn wegbezuinigd, zegt hij volmondig ‘ja’.
Wetenschapswinkels
“Wetenschapswinkels waren uniek voor Nederland. Ik heb het altijd heel waardevol gevonden dat er op de universiteit ruimte was voor onderzoek naar vragen van burgers, in ons geval van patiënten. Of wij in het UMC dan niet weer een geneesmiddelenwinkel zouden moeten oprichten?
"Wetenschapswinkels horen grass roots-organisaties te zijn. Het is niet de taak van een Raad van Bestuur om er het initiatief toe te nemen, maar als medewerkers en studenten bij ons zouden komen met een voorstel in die richting, denk bijvoorbeeld aan een web based geneesmiddelenwinkel, dan zou ik dat fantastisch vinden. Dan zouden wij daar wat mij betreft serieus over moeten nadenken.”