Haalt Zijlstra de deadline?

Het is maar de vraag of langstudeerders komend studiejaar inderdaad drieduizend euro extra collegegeld moeten betalen. Zelf voorziet staatssecretaris Zijlstra geen problemen bij de behandeling van zijn wetsvoorstel, maar zijn planning is nogal optimistisch.

“Het zou zomaar mis kunnen lopen”, speculeert hoogleraar staatsrecht Douwe Jan Elzinga van de Rijksuniversiteit Groningen. “Zelfs als Zijlstra een meerderheid in de Eerste en de Tweede Kamer vindt, is het mogelijk dat de leden niet op tijd met de wet zullen instemmen. Er zijn allerlei vertragingen denkbaar.”

Zijlstra’s deadline is 7 juli. Dan gaan de senatoren van de Eerste Kamer op vakantie en ze komen pas in september terug. Dus voor die tijd moeten het parlement en de senaat hebben ingestemd met Zijlstra’s maatregelen tegen de langstudeerders. Anders kan zijn wet niet op 1 september ingaan en moet hij zijn langstudeerboete een jaar uitstellen.

Met de Tweede Kamer, die zich nu over de wet buigt, zal hij weinig problemen hebben. De regeringsfracties zullen hem niet laten vallen en ook de PVV zal van deze wet geen twistpunt maken. Wellicht sluit hij hier en daar nog een compromis over deeltijdstudenten of studentbestuurders, maar dat zal weinig tijd kosten.

De Eerste Kamer is een groter probleem. Daar heeft de regering momenteel geen meerderheid, ook niet als de SGP met CDA en VVD zou meestemmen: met zijn drieën hebben ze 37 van de 75 zetels: één te weinig voor een meerderheid. De oppositie kan de wet tegenhouden.

Maar misschien krijgt Zijlstra de Onafhankelijke Senaatsfractie mee: dan redt hij het net. Senator Hendrik ten Hoeve aarzelt nog. “Echte langstudeerders mag je best een hoger collegegeld vragen”, overweegt hij, “maar de gekozen marges zijn nu erg krap. In deze vorm is de wet nog niet acceptabel.”

Als Zijlstra water bij de wijn doet – bijvoorbeeld voor bestuurlijk actieve studenten – dan “kunnen we een heel eind komen”, aldus Ten Hoeve. Maar als hij die compromissen niet wil sluiten, is er een gerede kans dat Zijlstra zijn wet niet door de huidige Eerste Kamer weet te loodsen.

De verkiezingen voor de Provinciale Staten op 2 maart zouden uitkomst kunnen bieden. Dan kunnen CDA, VVD en PVV samen een meerderheid in de Eerste Kamer veroveren. Als hun dat lukt, kan de staatssecretaris zijn wet – met iets meer vertrouwen – naar de senaat sturen.

Maar de nieuwe Eerste Kamer wordt pas op 7 juni geïnstalleerd, en die dag worden er geen wetten behandeld. Een week later is het Pinksteren en is er geen plenair debat. Dus heeft de Eerste Kamer nog maar drie vergaderingen over om de wet erdoorheen te krijgen, waarvan een halve opgaat aan het kiezen van een nieuwe voorzitter.

Het wordt dus krap; de Eerste Kamer is immers bepaald geen snelle stempelmachine. “Als de regering de senaat onder druk zet, werkt dat meestal averechts”, zegt Elzinga. “Die neemt graag de tijd om wetten goed te bekijken.”

Eerst zal de onderwijscommissie van de senaatsfracties schriftelijke vragen stellen over de wet. Daar moet de regering dan op antwoorden, wat meestal één of twee maanden duurt. Stel dat de regering deze keer per ommegaande de antwoorden geeft, dan moet de Eerste Kamer een week later het ‘voorlopig verslag’ vaststellen en dan kan wéér een week later de wet plenair worden behandeld.

Het zou allemaal net kunnen. Maar dan moeten fracties niet besluiten na de eerste schriftelijke ronde van vraag-en-antwoord nog een tweede ronde te houden – laat staan een derde. In theorie kan de oppositie die mogelijkheid misbruiken om wetten te vertragen, maar dat is volgens een woordvoerder van de senaat “niet de cultuur van de Eerste Kamer”.

Intussen is er volgens het ministerie van OCW geen vuiltje aan de lucht. “Voordat het nieuwe collegejaar van start gaat, is de nieuwe wet van kracht”, voorspelt een woordvoerder.

Hoger Onderwijs Persbureau

Advertentie