Hoog loon niet genoeg om laagopgeleide vrouwen aan het werk te krijgen

Het streven van de overheid om laagopgeleide vrouwen met financiële prikkels aan het werk te krijgen, is tot mislukken gedoemd. Het is beter om voor deze vrouwen ruimere mogelijkheden te creëren om betaald werk en zorg te combineren.

Dat concludeert sociologe Mariëlle Cloïn uit haar promotieonderzoek naar de verschillen in arbeidsdeelname tussen laag- en hoogopgeleide vrouwen. In het proefschrift ‘Het werken waard’, waarop zij op vrijdag 17 september in Utrecht promoveert, analyseert de senior-onderzoeker van het Sociaal Cultureel Planbureau de gegevens van in totaal ruim drieduizend vrouwen in verschillende levensfasen, huishoudsamenstellingen en van verschillende etnische herkomst.

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin vrouwen buiten de deur werken en in het aantal uren dat zij dat doen, zo blijkt uit de data. Van de laagopgeleide vrouwen (met een opleiding tot maximaal mavo-/vmbo-niveau) werkt ongeveer de helft buitenshuis. voor gemiddeld 23 uur per week. Bij hoogopgeleide vrouwen is dit 85% voor gemiddeld 30 uur per week. Er bestaat echter nauwelijks verschil in de manier waarop hoger- en laagopgeleide vrouwen beslissen om betaald werk te verrichten en voor hoeveel uur.

WERKENDE MOEDER

Cloïn: “Financiële prikkels, zoals de hoogte van het loon, het inkomen van de partner en de kosten van kinderopvang hebben slechts een geringe invloed op de arbeidsdeelname van vrouwen. Vergeleken met hogeropgeleide vrouwen zijn laagopgeleide vrouwen ook niet gevoeliger voor financiële prikkels.

Volgens Cloïn zijn sociaal-culturele factoren belangrijker dan financiële prikkels. “Een belangrijke stimulans voor laagopgeleide vrouwen om betaald te gaan werken is of zij zelf een werkende moeder hadden. Ook hebben laagopgeleide vrouwen die wel buiten de deur werken modernere opvattingen over de taakverdeling tussen vrouwen en mannen dan laagopgeleide vrouwen die niet werken.”

WINST BEHALEN

De overheid zou graag zien dat vrouwen vaker en voor meer uren per week aan het werk gaan. Omdat laagopgeleide vrouwen weinig werken, valt er in dat opzicht bij hen de meeste winst te behalen. De geringe arbeidsdeelname van laagopgeleide vrouwen blijkt echter lastig te verklaren, volgens Cloïn. En dus is het ook moeilijk om te bedenken met welke beleidmaatregelen specifiek deze groep te stimuleren is. Laagopgeleide vrouwen moet wat betreft hun arbeidsdeelname van ver komen, maar zij laten zich niet door heel andere beleidsmaatregelen stimuleren dan de hoogopgeleiden.

Omdat de invloed van financiële prikkels niet zo groot is, zou de overheid volgens de onderzoekster niet uitsluitend via dergelijke prikkels moeten proberen om de arbeidsdeelname van vrouwen te stimuleren. Beter kan de overheid investeren in het zo aantrekkelijk mogelijk maken van de omstandigheden om betaald werk en zorgtaken te combineren.

 

EH (Bron: Perscommunicatie faculteit Rebo)

Advertentie