Interim-decaan Jan van Ree: niet als een olifant door de porseleinkast

Toen emeritus-hoogleraar farmacologie Jan van Ree in de zomer begon aan zijn opdracht om van Bètawetenschappen een ‘toekomstbestendige’ faculteit te maken, hielden veel medewerkers hun hart vast. Het zou een slagveld worden. Nu het rapport is verschenen, blijkt de schade mee te vallen. Er vallen voorlopig weinig of geen gedwongen ontslagen. Heel prettig voor de medewerkers, maar rijst de vraag, is Van Ree met deze aanpak niet een te zachte heelmeester?

Op zijn werkkamer in het Wiskundegebouw veegt de interim-decaan die suggestie met kracht van tafel. “U vindt een reductie van tien tot vijftien procent misschien weinig, ik vind het zelf tamelijk fors. Ik heb er alleen niet voor gekozen om hier als een olifant door de porseleinkast te banjeren. Als gevolg van eerdere reorganisaties is het onderzoek in deze faculteit op vrijwel alle fronten goed tot excellent. Bovendien zou een nieuwe reorganisatie alleen maar voor meer onrust zorgen.

"Ik heb daarom bewust ingezet op verdergaande profilering langs de lijnen van de focusgebieden en daarbinnen op het beschermen van de sterkste groepen. Die kunnen straks bijvoorbeeld rekenen op een belangrijk deel van de steeds beperkter wordende eerste geldstroom, maar ook op relatief meer vierkante meters en extra ondersteuning.”

U verwacht het personeelsbestand zonder gedwongen ontslagen met vijftien procent te kunnen inkrimpen door vrijwillig ontslag te stimuleren. Hoe denkt u dat te bereiken?

“Dat moet nog uitgewerkt worden.”

Maar wat als de medewerkers er niet toe bereid zijn?

“We zijn inderdaad afhankelijk van de medewerking van het personeel en binnen de universiteit hebben we hier weinig ervaring mee. Maar in het bedrijfsleven hakt men vaker met dit bijltje en daar werkt het goed. Vooralsnog ga ik ervan uit dat die aanpak hier ook zal aanslaan. Zo niet, dan zullen we ons moeten bezinnen op verdere maatregelen. Of dat ook een reorganisatie kan zijn? Daar kan ik nu echt nog niets over zeggen.”

Maar voor onderdelen die verdwijnen, zoals informatiekunde en het Freudenthal Instituut, is een reorganisatie met gedwongen ontslag toch bijna onvermijdelijk?

“Nee hoor, want het is nog maar de vraag of die onderdelen ook echt zullen verdwijnen. In dit rapport staat alleen dat wij het onderzoek op deze terreinen als Bètafaculteit niet meer zullen faciliteren omdat het niet binnen ons profiel past. Het hoort niet tot onze core-business, maar het is heel goed mogelijk dat er voor (delen van) die groepen elders binnen of buiten de universiteit emplooi is.

“Voor andere groepen moet de zaak nog verder uitgewerkt worden. Als u het rapport goed leest, ziet u dat op een heleboel onderdelen nader onderzoek wordt aangekondigd. Dit is geen blauwdruk, dit is een visiedocument. Mijn uitgangspunt is dat we enige tijd hebben om te kijken hoe we de faculteit het best kunnen inrichten. Voor de genoemde onderdelen zijn inmiddels aparte commissies aan het werk die in de loop van volgend jaar advies aan het nieuwe bestuur zullen uitbrengen.”

Een opmerkelijk advies van u is om een nieuwe bestuurslaag van twintig afdelingshoofden te creëren.

“Dat misverstand wil ik graag uit de wereld helpen: er komt geen nieuwe bestuurslaag bij. In mijn voorstel wordt de verantwoordelijkheid voor onderwijs en onderzoek die op dit moment bij de individuele leerstoelhouders ligt, overgeheveld naar de nieuw te benoemen afdelingshoofden. Een van de problemen van deze faculteit is dat de afstand tussen het departementshoofd en de basis op dit moment groot is. Mijn voorstel moet dat probleem verhelpen. Een bijkomend voordeel is overigens dat de nieuwe afdelingen de ontmoetingspunten kunnen gaan vormen van de zes traditionele disciplines en de negen interdisciplinaire onderzoeksthema’s van de faculteit.”

U vindt de huidige departementen aan de grote kant. Had u van de nieuwe afdelingen niet beter meteen departementen kunnen maken?

“Ik vind de departementen aan de grote kant om de wetenschap aan de basis goed te kunnen aansturen Dat probleem wordt nu verholpen door de afdelingen te versterken. Maar ik heb gemerkt dat de departementen in deze faculteit door veel medewerkers en studenten worden ervaren als thuisbasis van hun discipline. Ook het bacheloronderwijs is per departement georganiseerd. Tegen die achtergrond lijkt het mij niet erg logisch om de departementen op te heffen.”

Maar ontstaan er straks geen afstemmingsproblemen tussen het departementshoofd en de afdelingshoofden?

“Daar ben ik niet zo bang voor. Er komt een meer gedeelde verantwoordelijkheid voor het beleid, en dat lijkt mij alleen maar gunstig. Bovendien komt er een regeling waarin duidelijk wordt wie waarvoor verantwoordelijk is. In het UMC wordt al jaren gewerkt met divisies en daarbinnen afdelingen en ook Farmacie heeft al enige tijd vier afdelingen. Dat leidt eigenlijk nooit tot problemen.”

Is nog overwogen om de faculteit op te delen in een faculteit Life Sciences en een faculteit Natural Sciences?

“Dat is geen punt van discussie geweest. Alle betrokkenen - en er hebben heel veel medewerkers over deze toekomstvisie meegepraat – willen op dit moment bij elkaar blijven.”

In uw rapport stelt u dat sterrenkunde voor Utrecht behouden moet blijven. Waarom wordt dit vakgebied zo expliciet genoemd?

“Dat komt omdat sterrenkunde landelijk al jarenlang ter discussie staat. Er zijn in Nederland vijf opleidingen sterrenkunde, maar er zijn in totaal maar veertig masterstudenten. Dus de vraag is: moet je zo’n kleine opleiding op vijf plaatsen in stand houden. Die vraag hebben ook wij ons nadrukkelijk gesteld. Maar aan de andere kant is sterrenkunde fascinerend. De aanwezigheid van een opleiding sterrenkunde blijkt een grote aantrekkingskracht te hebben op studenten natuurkunde, ook al kiezen zij uiteindelijk vaak een andere specialisatie. Daarom hebben wij uiteindelijk toch gekozen voor het behoud van sterrenkunde.”

U heeft in de faculteitsraad gezegd dat u hoogst verbaasd was over de financiële situatie die u aantrof. Hoe heeft het zo uit de hand kunnen lopen?

“De oorzaak is een combinatie van factoren geweest, waaraan te lang voorbij is gelopen. Eén factor is onze vrij ruime behuizing. Nu het college van bestuur elke vierkante meter doorberekent, blijkt dat een ernstig blok aan ons been te zijn. Vandaar mijn voorstel om ons huidige aantal vierkante meters met dertig procent in te krimpen.”

Wat betekent dat concreet?

“Ik heb nog geen idee. Er is een projectgroep gevormd die een masterplan huisvesting moet gaan opstellen. We zijn er zeker van dat dertig procent krimp een realistische doelstelling is, maar uit dat plan zal moeten blijken hoe we dat doel het best kunnen bereiken.”

Maar in feite had zo’n plan er dus al lang moeten zijn.

“In feite wel, en datzelfde geldt voor andere problemen waar de faculteit al jaren mee worstelt. Zo hebben we relatief veel eerste geldstroom medewerkers, dat wil zeggen medewerkers die uit het universitaire budget worden betaald. Onder meer door de overheveling van gelden naar NWO (de Plasterkoverheveling, EH) en door de Haagse kortingen is dat budget steeds kleiner geworden ten opzichte van het aantal subsidies van NWO en de Europese Unie. We zijn in die subsidierondes zeer succesvol, maar daar heeft een onvoldoende teruggang in vaste medewerkers tegenover gestaan, mede als gevolg van de vaste aanstelling van veel onderzoekers. Een van de maatregelen om zulke problemen in de toekomst te voorkomen is mijn voorstel om voortaan alle hoogleraren voor vijf jaar te benoemen.”

U zegt dat deze ingrepen in 2015 zullen leiden tot een toekomstbestendige faculteit. Ook bij alle vorige reorganisaties werd stellig beweerd dat de problemen nu echt opgelost waren. Waarom zouden we u wel op uw woord geloven?

“Het probleem is dat men bij eerdere reorganisaties wel de bestaande tekorten heeft weggewerkt, maar onvoldoende reserve heeft gecreëerd. Dat is niet verstandig geweest, want je komt altijd nog weer extra tegenvallers tegen. In dit plan is niet alleen sprake van een forse bezuiniging om het huidige tekort van zeven miljoen euro weg te werken. Mede dankzij een royale bijdrage van het college van bestuur wordt nu ook voldoende speelruimte gecreëerd om eventuele nieuwe tegenvallers te kunnen opvangen.”

Kunt u alle medewerkers die de afgelopen jaren een reorganisatie hebben meegemaakt, toezeggen dat zij die ellende niet nog een keer over zich heen krijgen?

“Ik beloof niets, maar het mag duidelijk zijn dat dat wel mijn intentie is geweest bij het opstellen van dit plan.”

EH

Advertentie