Kabinet gooit roer om in hoger onderwijs

Meer selectie, meer contacturen, beter onderwijs en een minder versnipperd studieaanbod. Staatssecretaris doet forse ingrepen om een ambitieuzer studieklimaat te forceren. De lat moet omhoog bij zowel studenten als instellingen.

Vandaag heeft het kabinet de strategische agenda van staatssecretaris Zijlstra goedgekeurd. Daarin schetst hij wat er de komende jaren met het hoger onderwijs en onderzoek moet gebeuren. In lijn met het invloedrijke rapport van de commissie-Veerman wil hij dat universiteiten en hogescholen zich beraden op hun sterke en zwakke punten en zich duidelijker gaan profileren. Ze moeten opleidingen die niet bij hen passen afstoten of overdragen en meer brede bachelor-opleidingen aanbieden. Ook is het de bedoeling dat ze vaker samen masterprogramma’s gaan aanbieden. De verplichte doorstroommaster kan wat hem betreft verdwijnen, zodat studenten hun vervolgopleiding gerichter kiezen.

Zijlstra wil de instellingen daarvoor de ruimte geven, maar als het niet snel en effectief genoeg gaat, zal hij zelf meer regie gaan voeren. Bovendien mag ook het bedrijfsleven zich met deze ‘profilering’ bemoeien. Dit najaar wil Zijlstra een hoofdlijnenakkoord hebben gesloten met de VSNU en de HBO-raad.

Met de afzonderlijke instellingen worden er specifieke afspraken gemaakt over onder meer het studierendement en de onderwijsintensiteit. Eerstejaars studenten moeten straks in ieder geval tien uur les per week krijgen.

Om de juiste student op de juiste plaats te krijgen, wil Zijlstra zowel studenten als instellingen het recht geven om een intakegesprek aan te vragen. De andere partij is dan verplicht mee te werken. Ook wordt de aanmelddatum vervroegd naar 1 mei. Eerder zei Zijlstra al dat opleidingen informatie beschikbaar moeten stellen over de baankansen van hun afgestudeerden.

Instellingen die hun meerjarenafspraken nakomen, krijgen straks meer geld. Van de 310 miljoen euro die in 2015 beschikbaar zullen zijn voor ‘studiesucces-maatregelen’ zal het grootste deel worden toegekend op basis van een bonus-malus-regeling. Vijftig miljoen wordt “in competitie” toegewezen.

Om hun rendementsafspraken te halen mogen instellingen gaan experimenteren met een bindend studieadvies in het tweede en derde jaar. Het aantal herkansingsmogelijkheden moet wat Zijlstra betreft omlaag en hij moedigt experimenten met een jaarklassensysteem aan.

Instellingen krijgen bovendien meer selectiemogelijkheden aan de poort. Niet alleen university colleges en fixusopleidingen, maar ook “opleidingen met een scherp onderwijs- of beroepsprofiel” mogen studenten gaan selecteren op basis van onder meer eindexamencijfers, capaciteiten of motivatie. Loting wordt, zoals ook het vorige kabinet wilde, afgeschaft.

Opleidingen van hoog niveau mogen studenten een hoger collegegeld gaan vragen zodat zij extra (gast)docenten kunnen inhuren of extra studiebelasting kunnen faciliteren. Zijlstra kondigde eerder al aan dat dit voor university colleges gaat gelden, maar maakt dit nu ook mogelijk voor specifieke ‘excellente’ trajecten binnen een reguliere bachelor-studie en voor opleidingen die door de NVAO als ‘excellent’ worden beoordeeld.

De staatssecretaris is zich ervan bewust dat een ambitieuzer studieklimaat aan de universiteit kan leiden tot meer uitval van studenten die het niveau niet aankunnen. Hogescholen moeten daarom meer maatwerk gaan bieden. Voor vwo’ers komen er driejarige trajecten, waarna zij aansluitend een eenjarige hbo-master kunnen volgen. Daarvan komen er meer, als het aan de staatssecretaris ligt.

Mbo’ers krijgen niet langer automatisch toegang tot het hbo: alleen wie een verwante opleiding volgde kan doorstromen. Bovendien mogen hogescholen nog nadere vooropleidingseisen stellen. De associate degree-opleidingen aan de ‘onderkant’ van het hbo hoeven – anders dan eerst voorzien was – niet langer automatisch toegang te bieden tot de laatste twee jaar van de verwante bacheloropleidingen.

Ondanks groeiende weerstand uit het hbo houdt Zijlstra vast aan zijn plan om de basisvakken in het hbo landelijk te gaan toetsen. Maar waar dit in 2015 niet gerealiseerd kan worden, neemt hij genoegen met de inzet van externe examinatoren.

Ook het wetenschappelijk onderwijs zou wat Zijlstra betreft meer gebruik kunnen maken van landelijke toetsen, maar hij ziet minder aanleiding om daar nu al werk van te maken. “De verwevenheid met het onderzoek en het opleidingsniveau van de docenten aan universiteiten zijn in beginsel voldoende waarborgen voor het niveau van de wo-diploma’s.”

Advertentie