Liefde inspireert tot schrijven van roman

De wetenschappelijke carrière van de Utrechtse hoogleraar Maarten van Buuren begon aan de universiteit van Nijmegen. In de jaren dat hij daar aan zijn promotie werkte, was hij getuige van een incestueus leven aan het instituut Algemene Literatuurwetenschappen. Maar belangrijker nog was zijn turbulente liefdesleven dat een onverwachte wending nam. Vorige maand verscheen het boek Iris van zijn hand waarin hij schrijft over deze Nijmeegse periode.

“Ja het gaat echt over mijn leven”, zegt Maarten van Buuren als ik hem vol verbazing over de tafel van De Schrans aankijk. Vandaar zeg ik, dat het boek een open einde heeft. “Vandaar”, zegt hij. “Ja, want je bent nog niet dood”, voeg ik er totaal overbodig aan toe. “Nee, ik ben nog niet dood.”

et open einde van het boek was voor mij een teleurstelling na een spannend begin van Iris. Ik ben geen literair criticus en ik ben het ook niet helemaal eens met de recensies in de Volkskrant en de NRC Next. Maar ik las het boek misschien wel met een heel andere blik, want het mailtje dat Van Buuren naar de redactie van DUB stuurde om ons op zijn eerste literaire roman te wijzen, hield de volgende belofte in: ‘De roman zou jullie kunnen interesseren, want hij speelt zich af aan een Letterenfaculteit die bol staat van de affaires en de intriges. Een van de bedoelingen van de roman is om een satirisch beeld te schetsen van het universitaire leven van enkele tientallen jaren geleden. De vraag die daarachter schuil gaat, is  natuurlijk of de toestand van toen wel zoveel verschilt van die van tegenwoordig.’

Dus als in het boek een hoogleraar wordt voorgesteld die een buitenechtelijke relatie begint met een studente, of als een docent wordt geïntroduceerd, die op de hoogte is van alle facultaire roddels vraag ik me af: wie kunnen dat zijn? Het mailtje blijk ik fout te hebben geïnterpreteerd. Van Buuren: “De karakters zijn gebaseerd op echte mensen van het instituut Algemene Literatuurwetenschappen in Nijmegen in de jaren 80. De mensen die daar toen werkten, zullen zich zeker in het boek herkennen.”

Stiekeme relatie

In Iris wordt de promovendus Bastiaan gevolgd – Maarten van Buuren dus - die zijn baan als leraar Nederlands aan een Utrechte middelbare school inruilt voor een wetenschappelijke carrière in 'Waalstad'. Als docent leert hij de studenten Stella en Stein kennen, met wie hij zijn eerste Nijmeegse vriendschap sluit. Tijdens een bezoek aan het duo dat samenwoont, laat Stella hem een foto zien van haar zus Iris. Bas valt als een blok voor haar en probeert met haar in contact te komen als blijkt dat Iris ook bij de faculteit Letteren aan haar promotieonderzoek werkt. Hij kan zijn geluk niet op als blijkt dat Iris wat graag een relatie met hem wil, maar wel een stiekeme, want zij woont samen met Jos.

Het is het begin van een roman die in de basis gaat over vriendschap en liefde en die zich afspeelt op een klein wetenschappelijk instituut. Werk- en liefdesrelaties zijn nauw met elkaar verweven. Naarmate het verhaal vordert, leren we Bastiaan beter kennen. Als student in Groningen wordt hij vader. Na zijn studie verhuist hij met vriendin en kind naar Utrecht waar de relatie na een paar jaar spaak loopt. Vriendin en zoon keren terug naar het hoge noorden en Bastiaan verhuist naar Nijmegen. In die jaren onderhoudt hij verschillende liefdesrelaties naast elkaar. Eens in de 14 dagen is hij in het weekend bij zijn ex en zoon, hij vrijt met een meisje uit Amsterdam en dan is er nog de geheime relatie met Iris. Als Iris zwanger van hem blijkt te zijn, vraagt Bastiaan haar ten huwelijk. Iris besluit bij Jos te blijven en vertelt de buitenwereld dat haar kind van Jos is.

Jaren later, als Jos en Iris uit elkaar zijn en Jos een nieuwe relatie heeft, laat hij een dna-test doen waaruit blijkt dat hij niet de vader is van het kind van Iris. Iris schrijft Bastiaan een brief waarin ze waarschuwt dat hij wel eens benaderd zou kunnen worden door hun zoon. “Dat speelde enkele jaren geleden”, zegt Maarten van Buuren. “Nu het een en ander is bezonken, wilde ik het verhaal een plaats geven. Dat mondde uit in het schrijven van dit boek.”

“Die brief van Iris”, zegt Van Buuren, “rakelde een deel van mijn verleden op. Doordat Jos die dna-test had laten doen en ik geconfronteerd zou kunnen worden met deze zoon, moest ik ook mijn vriendin en mijn twee andere kinderen op de hoogte brengen van zijn bestaan. Dat veroorzaakte wel wat deining. Binnen mijn familie, maar ook in mijn Nijmeegse vriendenkring die nooit hebben getwijfeld aan de biologische band tussen Jos en het kind van Iris.”

Vriendjespolitiek

Maar ook het leven aan het instituut is gebaseerd op waarheid. De intriges en de vriendjespolitiek op het instituut zijn waarheidsgetrouw. “Zoals ik in het boek ook schrijf, was het een uitzondering dat iemand van buiten zoals ik, een promotieplaats in het instituut kreeg. In Nijmegen was het erger dan elders; familieleden tilden elkaar naar binnen. Het was heel klef. Het enige wat is veranderd, is dat ik in tegenstelling tot Bastiaan wel ben gepromoveerd.” In het echt, zegt hij, is zijn cum laude voor zijn proefschrift hem door de neus geboord.

Het moment dat Van Buuren vond dat hij moest ingrijpen, kwam toen zijn promotiebegeleider wankelde op diens voetstuk. “Ik keek enorm op tegen die man: wetenschappelijk en moreel. Hij had – zo leek het – een gelukkig gezinsleven, was op zijn werkterrein een groot geleerde. Ik had hem hoog zitten. Toen ik er bij toeval achterkwam dat hij een affaire had met een studente, was ik ook echt geschokt. Dat hij die vriendin vervolgens het instituut in tilde, vond ik echt heel slecht. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat ik hem daarover heb aangesproken. Achteraf dacht ik wel: ‘hoe kon ik toch zo gek zijn om naar die man toe te stappen’.

Zijn geweten zorgde daar voor, zo blijkt: “Je maakt je toch stilzwijgend medeplichtig aan een gang van zaken waar je niks mee te maken wilt hebben. Ik vond dat iemand van een zodanig kaliber zijn handen niet vuil moest maken aan zo iets. Ons instituut was maar heel klein, de staf bestond uit 4 à 5 man. Als hij met zijn vriendin de boel zou gaan runnen, vond ik het allemaal wel heel klef worden.” Maar de kritiek van Van Buuren viel niet in goede aarde. “Hij was een ouderwetse professor. Hij accepteerde zulke kritiek niet. Zodra hij door had waar het gesprek over ging, deed hij er het zwijgen toe, dronk zijn koffie op en vertrok. Op dat moment wist ik dat ik mijn proefschrift kon vergeten. Hij strafte mij door mij mijn cum laude te onthouden. Ik heb nog twee jaar bij het instituut gewerkt als eenvoudige docent, maar de hoogleraar liet me toen ik solliciteerde op een vacature als hoofddocent, al snel weten dat ik niet hoefde te rekenen op een betere positie en dat ik beter mijn heil elders kon gaan zoeken.”

Sorbonne of Utrecht

“Ik ben toen allerlei verschillende dingen naast mijn werk gaan doen. Ik ben gastdocent geweest in Berlijn, heb journalistieke klussen gedaan. Eind jaren 80 kwamen er twee interessante vacatures voorbij: één in de Sorbonne en één in Utrecht.  Ik zat met het luxeprobleem dat ik voor beide banen werd aangenomen. Ik heb voor Utrecht gekozen, omdat die baan meer toekomst bood.”

Hoewel hij de voorzitter van de Utrechtse sollicitatiecommissie nog kende uit zijn Groningse tijd, heeft hij de baan niet gekregen vanwege vriendjespolitiek. “Nee, nee, nee”, zegt Van Buuren stellig, “Wiecher Zwanenburg is recht op de graat. Hij zou mij dan eerder níet hebben aangenomen. In Groningen waren we ook nog geen vrienden. Hij was docent, ik student. Zo kenden we elkaar.”

De vraag of hij zich met dit boek niet heel kwetsbaar opstelt naar zijn familie, vrienden en studenten toe, doet hem even nadenken. “Ik vind het geen probleem dat iedereen nu kan lezen over deze periode in mijn leven. Maar onder mijn vrienden is er wel het een en ander gebeurd. Ik ben nog steeds heel goed bevriend met zowel Stein als Stella, hoewel zij elkaar al jaren niet meer spreken. Stella heeft zich eenvoudig over het feit heengezet dat ik de vader blijk van haar neef. Stein heeft sinds ik hem het manuscript heb gestuurd, niks meer van zich laten horen. Iris schreef heel vereerd te zijn dat er een boek over haar is verschenen. Ze heeft de achterflap gelezen, maar durfde nog niet aan het boek zelf te beginnen.” Zijn vriendin en dochter hebben er na de eerste schok nu vrede mee, maar van zijn zonen heeft hij nog geen reactie gekregen. “Maar ik heb ze ook niet verteld, dat ik een boek heb geschreven waar zij een belangrijke rol in spelen.”

En het inkijkje in de universitaire wereld? Hoe actueel is die eigenlijk? “Als je in de insight zit, weet je dat liefdes- en vriendschappelijke relaties nog steeds een rol spelen bij het vervullen van vacatures. In Nijmegen was het toen misschien erger dan elders, maar dit soort dingen is van alle organisaties en universiteiten. En ik vind het verwerpelijk.”

 

 

 

Maarten van Buuren (1948) is geboren en opgegroeid in Maassluis. Na zijn HBS gaat hij MO-Frans doen waarmee hij naar de universiteit kan. Hij begint met een studie Frans in Groningen en even later ook met een studie Nederlands. Daarnaast volgt hij zo veel mogelijk vakken op het gebied van literatuurwetenschappen en filosofie. Hij is zowel in Frans als Nederlands afgestudeerd. Hij verhuist naar Utrecht waar hij aan de slag kan als leraar Nederlands op een middelbare school. Hij gaat werken aan de universiteit van Nijmegen bij het instituut Algemene Literatuur Wetenschappen. In 1988 wordt hij aangenomen in Utrecht en is nu hoogleraar Moderne Letterkunde. In 2009 schrijft hij het openhartige boek over zijn depressie Kikker gaat fietsen . Hij krijgt lovende recensies. Iris is zijn eerste literaire roman, ISBN nummer 9789029575027. Uitgeverij: De Arbeiderspers. Zijn volgende boek is een historisch werk en gaat over het gewapende verzet in de Tweede Wereldoorlog. Het komt uit in september.




Advertentie