Luister goed naar wat er niet gezegd wordt
De nieuwe campuscolumnist krijgt vanaf 2012 vrij spel om het universitaire en studentenleven onder de loep te nemen. Maar hoe doe je dat? DUB vroeg Erik Hardeman, die jarenlang de universiteit wakker hield met zijn wekelijkse column Schreef, om een vijftal tips.
“Die affaire-Meijerink”, zei een van de DUB-redacteuren, toen ik hem een paar weken geleden in het Bestuursgebouw tegen het lijf liep. “Jeukten je vingers niet toen je daarvan hoorde? Daar had je een prachtige Schreef over kunnen schrijven.” En inderdaad, hoe weinig zoiets ook aan de situatie zou hebben veranderd, de onbeschaamde uiting van vriendjespolitiek van staatssecretaris Halbe Zijlstra als nieuw blijk van ’s mans hautaine minachting voor de academische wereld smeekte natuurlijk om een venijnig satirisch commentaar. En anders wel de slappe houding van Meijerinks collega’s in de Raad van Toezicht, die ook na ruim een maand nog op geen enkele manier hebben laten blijken solidair met hun voorzitter te zijn.
Maar Schreef is niet meer en Hans van Leeuwen, die blijkens zijn reacties op DUB noch Zijlstra noch Meijerink erg hoog heeft zitten, vond de affaire kennelijk niet boeiend genoeg om er zich via zijn alter ego Baaierd over op te winden. Gelukkig hield cartoonist Niels Bongers de eer van DUB hoog, maar duidelijk is dat het initiatief om een campuscolumnist de ingedutte boel vanaf volgend jaar een beetje wakker te laten schudden, geen moment te vroeg komt.
Het idee was echter nog niet gelanceerd of bij de DUB-redactie drong zich de bezorgde vraag op of een universiteit als de UU, een instelling vol consciëntieuze bestuurders, zelden frauderende wetenschappers en aanzienlijk meer ambitieuze dan kritische studenten, een satiricus wel voldoende stof biedt voor een regelmatig verschijnende column. Hoe lukte jou dat indertijd eigenlijk, wilde Ries Agterberg weten. Heb je niet een paar tips?
Tip 1: Maak je geen zorgen
Hoewel ik er meer dan twintig jaar lang in geslaagd ben om elke week een satirisch stukje van minimaal vierhonderd woorden te produceren, riep de onschuldige vraag van de DUB-hoofdredacteur in eerste instantie vooral herinneringen wakker aan de vele momenten van diepe vertwijfeling op woensdagmiddag, wanneer de klok steeds sneller naar de deadline kroop (DUB was toen nog het wekelijks verschijnende Ublad), terwijl een leeg computerscherm me uitdagend aanstaarde. Toch lag er donderdagochtend altijd weer een Ublad met Schreef, behoudens die ene keer in het jaar 2000 dat in plaats van vierhonderd woorden tekst de foto van de heren Veldhuis en ’t Hooft de achterkant van het Ublad sierde (“de beste Schreef aller tijden” zoals mij meermalen fijntjes onder de neus is gewreven).
Tip 1 luidt dus: Maak je nooit zorgen, want vroeg of laat vind je altijd wel een onderwerp. In uiterste nood grijp je maar naar een recente rede van Halbe Zijlstra. In Amsterdam zei hij begin september bijvoorbeeld: “Betere onderwijsprestaties kun je dus ook realiseren binnen hetzelfde budget, en dit kabinet ontziet het onderwijs in de bezuinigingen zoveel mogelijk. We kunnen de kwaliteit van ons onderwijs voor hetzelfde geld verhogen, als we efficiënter gaan samenwerken… én keuzes maken. Zoals Confucius zei: “Het is de tegenwind die de vlieger doet stijgen”. In feite kun je je pen nu wel neerleggen. Hier win je het nooit van.
Tip2: Doseer je woede
Of is de behoefte om gehakt van Halbe te maken te groot? Prima. Geen vruchtbaarder voedingsbodem voor een column dan ergernis. Maar (tip 2): doseer je woede. Een onverwachte linkse directe komt harder aan dan een monotone partij woest gebeuk. Een meester op dat gebied is Volkskrant-columnist Bert Wagendorp die het Kamerdebat over de Miljoenennota ogenschijnlijk met een milde glimlach beschreef, totdat hij de PVV-kamerleden plotseling wegzette als ‘die proleten in vak K’. Als lezer was je opeens helemaal bij de les. Zelfs bij de sommige PVV’ers moet deze onverhoedse uithaal hard zijn aangekomen.
Tip 3: Gebruik ironie
Wat Wagendorp zo veel beter maakt dan veel van zijn collega columnisten (Tip 3) is dat zijn stukken doorgaans zijn gedrenkt in ironie. Een goede column kwetst, want zoals Kingsley Amis ooit opmerkte If you can't annoy somebody, there's little point in writing. Maar zeker in een academische omgeving is het zaak om daarbij subtiel te werk te gaan. Noem een autoritaire bestuurder nooit een arrogante zak (veel te platvloers) maar kwalificeer hem liever als een democraat in hart en nieren. Het duurt even, maar na een paar keer begint het beeld zich onherroepelijk vast te zetten in het hoofd van de lezer: Missie geslaagd.
Tip4: Luister naar wat er niet gezegd wordt
Bestaansvoorwaarde voor een columnist is het feit dat bestuurders zelden in het openbaar zeggen wat ze elkaar binnenskamers toevertrouwen. Een onmisbare tip voor de UU-columnist-on-spe is dan ook: Luister vooral goed naar wat bestuurders allemaal niet zeggen en schrijf dát op. In het voorjaar van 2010 hield collegevoorzitter Yvonne van Rooy bij hoog en bij laag vol dat het toenmalige bestuur van de Bètafaculteit absoluut niet onder curatele was gesteld. Ja ja. Nog geen maand later was decaan Bliek vertrokken.
Tip5: Trek je niets aan van tips
De laatste en beste tip tenslotte is: trek je niets aan van tips van wie dan ook, zeker niet van een vertrokken voorganger die over zijn graf nog een beetje probeert mee te regeren. Laatst sprak ik Jansen, de nieuwe hoogleraar Raeto-Romaanse Talen en Culturen. Met het instituut ging het goed, vertelde hij me. “Alleen professor Van Dam”, zei hij zuchtend. “De oude baas is een half jaar geleden met emeritaat gegaan, maar hij blijft maar langs komen en vragen of alles goed gaat. Heb jij geen tip hoe we van hem af kunnen komen?”