Mirjam van Velzen over millenniumcongres: 'Ik noem mezelf een idealistische realist’
Wat kunnen jongeren doen om een bijdrage te leveren aan een betere wereld? Om die vraag te beantwoorden komen volgende week studenten uit Europa, India en Zuid-Afrika naar Utrecht voor een congres over de millenniumdoelen. Ter voorbereiding reisde student geneeskunde Mirjam van Velzen dit voorjaar naar Kaapstad.
Wat ben je in Kaapstad gaan doen?
“AEGEE, de Europese studentenvereniging waarvan ik lid ben, besteedt dit jaar speciale aandacht aan de vraag wat jongeren kunnen doen om eraan bij te dragen dat de millenniumdoelen behaald worden. In het kader daarvan zijn dit voorjaar twee studiereizen georganiseerd, één naar India en één naar Zuid-Afrika. Het congres van volgende week is bedoeld om de tijdens die reizen opgedane ervaringen uit te wisselen en om te bezien wat wij op basis daarvan concreet kunnen doen.”
Moet je daarvoor een week lang congresseren?
“Op zich misschien niet. We hadden ons kunnen beperken tot een bijeenkomst voor de deelnemers aan de studiereizen, maar naarmate we verder in het onderwerp doken, dachten we: waarom zouden we niet iets groters organiseren? Waarom geen week waarin we ook andere studenten confronteren met de mogelijkheden die er zijn om daadwerkelijk bij te dragen aan een betere wereld? Vandaar dat we hebben gekozen voor een gevarieerd programma met films, workshops en lezingen van onder meer Tweede Kamerlid Kathleen Ferrier en oud-minister Frans Timmermans.”
Je doel is om iets te doen aan de ongelijkheid in de wereld. Is een congres daar wel een goede manier voor?
“Natuurlijk realiseer ik me dat een congres het bereiken van de millenniumdoelen niet opeens veel dichterbij zal brengen. Maar ik geloof wel degelijk dat zo’n bijeenkomst mensen met de neus op de feiten kan drukken. Ik weet nog goed wat voor schok het voor me was, toen ik me voor het eerst realiseerde hoeveel grondstoffen er nodig zijn om dat lapje vlees voor mij te produceren en hoeveel mensen daar in Afrika van hadden kunnen eten. Ik ben daardoor veel bewuster gaan nadenken over het eten van vlees en ik merk dat mensen in mijn omgeving dat ook gaan doen, als ik ze erover vertel.”
Ben jij zo’n idealist?
“Ik noem mezelf een idealistische realist. Ik ben ooit naar India gegaan voor een coschap. Ik heb daar veel bevallingen gedaan, vaak in afgelegen gebieden, en dat zijn best wel heftige dingen. Natuurlijk wist ik dat wij in Nederland bevoorrecht zijn met onze goede zorg, maar daar besefte ik pas goed in wat voor beschermde omgeving wij hier leven. Maar ik zag ook hoe men in India met relatief beperkte middelen ontzettend veel voor elkaar krijgt. Ik zat in een ziekenhuis met uitstekende artsen en verpleegkundigen, die ook de provincie introkken, soms naar heel afgelegen gebieden. Opvallend was dat de sterftecijfers in die gebieden lager waren dan elders in het land. Daar ben ik me gaan realiseren dat je door de handen uit de mouwen te steken, echt een verschil kunt maken.”
En nu dus naar Zuid-Afrika. Wat heb je daar precies gedaan?
Onze groep bestond uit achttien studenten uit Europa en twee uit India. Wij hadden onszelf verdeeld in expertgroepjes die vooraf hadden bestudeerd hoe het er in Zuid-Afrika voor staat met de acht millenniumdoelen. We waren daar op uitnodiging van enkele vluchtelingenorganisaties en samen met die mensen hebben we workshops gehouden om onze kennis uit te wisselen.”
Dat klinkt nogal studieus. Had je niet beter de handen uit de mouwen kunnen steken?
“Dat was niet het doel van de reis. Je kunt in die twee weken wel een concreet project aanpakken, maar de vraag is of dat zoden aan de dijk zet. Ik denk dat het belangrijker is om eerst te onderzoeken waarom sommige dingen niet werken en andere wel. Pas als je dat weet, kun je beslissen wat zinvol is om te doen. Daarom hebben we in Zuid-Afrika vooral veel gepraat om elkaar kennis over te dragen en zijn we naar projecten gaan kijken.
We zijn bv. op bezoek geweest bij een vereniging van medische studenten die elke week een avond met een mobiele kliniek de sloppenwijken in rijden en daar mensen gratis behandelen. Dat vond ik een goed voorbeeld hoe je met maar één avond in de week een serieus verschil kunt maken. Daarnaast hebben we ook gewoon met mensen op straat gepraat om te weten te komen wat er volgens hen moet gebeuren.”
Maar leidt dat ook ergens toe?
“Ja zeker. Concreet zijn we op basis van wat we in Afrika gezien hebben, nu al een aantal kleine vervolgprojecten gestart: we gaan een database opzetten van organisaties gericht op Zuid-Afrika, waarbij mensen als vrijwilliger actief kunnen worden. Maar we maken ook presentaties zodat de mensen onze boodschap over wat we hebben gezien, weer verder kunnen verspreiden. En dan is er natuurlijk nog het congres, waar we gaan praten over hoe nu verder, want de echte follow-up projecten moeten nog ontwikkeld worden. Maar dat gaat zeker gebeuren. Ik heb net nog een gesprek gehad met het Global Poverty Project om samen met ons acties in gang te zetten op het gebied van armoedebestrijding.”
Je klinkt bevlogen.
“Dat ben ik ook. Ik weet zeker dat de dingen die ik dankzij dit millenniumproject meemaak, me nooit meer los zullen laten. Wat ik ook in de toekomst ga doen, bij alles wat ik doe, zal de kennis die ik nu opdoe, een rol spelen. Natuurlijk weet ik ook wel dat wij met ons congres de wereld niet ingrijpend zullen veranderen. Ik heb mezelf tijdens onze reis meermalen afgevraagd wat wij als groep studenten kunnen bereiken, maar we doen in ieder geval iets. En zeg nou zelf, dat is toch altijd nog veel beter dan helemaal niets doen.”
EH