Nederland heeft weinig aandacht voor mensenrechten

Nederland heeft altijd de mond vol van mensenrechten, maar de hand in eigen boezem steken is niet gebruikelijk. Als er kritiek komt op Nederland zelf, dan willen we dat niet weten. Dat constateert Barbara Oomen in haar oratie die ze afgelopen vrijdag in de Middelburgse burgerzaal uitsprak. Positief vindt zij de tendens dat steden als Utrecht zich aanmelden als mensenrechtenstad.

Voor het eerst hield een hoogleraar van de Roosevelt Academy haar oratie niet in de Utrechtse aula, maar in de fraaie burgerzaal van het voormalige Middelburgse stadhuis waar de Roosevelt Academy gevestigd is. “Ik wilde het voor studenten en organisaties uit de regio mogelijk maken om bij de oratie aanwezig te zijn”, aldus Barbara Oomen als hoogleraar Sociologie van de Mensenrechten. Een hoogleraar van de Roosevelt Academy wordt benoemd aan de Universiteit Utrecht.

In haar oratie (pdf) is Oomen kritisch op Nederland. “In Nederland is er verbluffend weinig aandacht voor mensenrechten.” En dat terwijl Nederland zelf het idee heeft dat ze heel goed bezig is op het gebied van de mensenrechten. Het is een belangrijk onderwerp in het contact met andere landen. Maar op tal van punten blijkt dat de Nederlandse overheid zich niet houdt aan internationale verdragen. Nederland wordt regelmatig op de vingers getikt door internationale organisaties, zoals Amnesty of de VN-Comités die toezien op de naleving van verdragen. In haar oratie noemt ze een onderzoek van de VN naar de Nederlandse situatie. Op tal van punten scoort Nederland volgens dat rapport uit 2008 goed, maar ook op tal van punten slecht. Dit rapport is volgens haar niet eens in het parlement besproken.

Oomen: “Dit komt omdat in Nederland verdragen, eenmaal geratificeerd, automatisch een plaats hebben in de rechtsorde. Zij hoeven niet met een wet te worden omgezet, en het parlement kan zelfs de meest vergaande verdragen stilzwijgend goedkeuren.” Als uit een internationaal verdrag blijkt dat Nederland rechten schendt van bijvoorbeeld kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers, dan wordt in Nederland wel geargumenteerd dat ‘het parlement het zo (democratisch) heeft afgesproken’. In andere landen kunnen rechters de politici daarnaast terechtwijzen omdat ze verdragen schenden. In Nederland kan dat ook, maar daar houden we niet van. We vrezen al snel een claimcultuur.”

Zelf noemt Oomen drie voorbeelden waar Nederland het laat liggen. De eerste is huiselijk geweld. In internationale verdragen staat dat de overheid verantwoordelijkheid moet dragen voor preventie van huiselijk geweld. Ook zou het openbaar ministerie een dader moeten aanklagen, ook wanneer bij een constatering blijkt dat de vrouw geen aangifte durft te doen.

Dat blijkt onder meer uit een recent geval uit Zierikzee. Een man zit in voorarrest voor seksueel misbruik van zijn dochter. Zijn vrouw klopt tevergeefs aan bij een Blijf van mijn lijf huis, waarschuwt de burgemeester en zegt in het regionale dagblad het ergste te vrezen als haar man op vrije voeten zou komen. Toch laat de rechter de man vrij voor verlof en wordt de vrouw hierover niet ingelicht. Achteraf blijkt dat hij in de cel probeerde een wapen te kopen. Tijdens het verlof vermoordt hij twee van zijn kinderen en probeert zijn vrouw om te brengen. De overheid heeft volgens Oomen in deze zaak zijn verantwoordelijkheid onvoldoende genomen. Ze had de vrouw op voorhand beter moeten beschermen.

Bij sommige verdragen ligt de formulering van de rechten genuanceerder. Zo zijn er internationale verdragen waarin staat dat toegang tot onderwijs of gezondheidszorg niet minder mag worden. Oomen: “Als je ziet wat deze regering voorstelt op het gebied van hoger onderwijs of gezondheidszorg, zou je kunnen beargumenteren dat het een verslechtering van de toegang tot deze voorzieningen is. In Engeland dient een vergelijkbare zaak over de bezuinigingen op het hoger onderwijs naar aanleiding van de enorme verhoging van de collegegelden. Ook in Nederland zijn de maatregelen van Zijlstra over de langstudeerders en in de gezondheidszorg rond het persoons gebonden budget voorbeelden van maatregelen die tegen de verdragen ingaan.”

Tenslotte is ook het mensenrechten onderwijs in Nederland minder goed geworden. Oomen: “Sinds staatsinrichting uit het geschiedenisvak is gehaald, krijgen de Nederlandse kinderen maar weinig informatie welke (internationale) organisaties er allemaal bestaan en wat ze doen op het gebied van mensenrechten. Je kunt dan denken aan informatie over de Verenigde Naties.” Een goed initiatief is volgens Oomen het idee van de Vreedzame school, waar basisscholen in Utrecht de kinderen betrekken bij het maken van omgangsregels en leren te bemiddelen bij conflicten.

Een andere positieve ontwikkeling is dat sommige steden, zoals Utrecht, zich aanmelden als mensenrechtenstad. “Zij toetsen hun beleid aan de hand van internationale verdragen. Dat kan gaan over armoedebeleid, opvang van daklozen, de privacy rond cameratoezicht of het omgaan met homorechten. Zij werken daarin samen met andere steden. Het is mooi initiatief want een deel van de  mensenrechten kun je ook goed toepassen op lokaal niveau.”

Advertentie