Nobelprijs voor kosten van een zoektocht

Waarom zijn er vacatures, als er ook werkzoekenden zijn? Omdat vraag en aanbod elkaar niet zomaar vinden. Voor dat inzicht hebben drie economen de Nobelprijs gekregen.

De klassieke modellen van de economie gingen uit van vraag en aanbod: die bepaalden samen welke prijs artikelen kregen. Maar in de praktijk gaat dat niet zo eenvoudig. Wie een baan zoekt, komt niet meteen bij het juiste bedrijf uit. En wie een baan aanbiedt, moet een sollicitatieprocedure starten. Dat kost allemaal tijd en geld.

Econoom Peter Diamond toonde in 1971 aan hoeveel invloed die ‘zoekfricties’ hebben. Zelfs minieme kosten beïnvloeden de uitkomst sterk. Dit idee bleek op allerlei markten te kunnen worden toegepast, zoals de arbeidsmarkt en de huizenmarkt.

De zoektheorie werd verder uitgewerkt door Diamond zelf en zijn medeprijswinnaars Dale Mortensen en Christopher Pissarides. Ze lieten zien dat zoekfricties tot verschillende uitkomsten kunnen leiden, sommige gunstiger dan andere. Ze konden ook verklaren waarom hogere werkloosheidsuitkeringen ertoe leiden dat werkzoekenden minder snel een baan vinden. Het drietal krijgt nu samen de Nobelprijs voor Economie.

Vorig jaar paste VU-hoogleraar Pieter Gautier de zoektheorie toe op de huwelijksmarkt: in zijn oratie legde hij uit dat aantrekkelijke singles ondanks de hoge woonlasten graag naar Amsterdam komen, omdat ze daar een betere partner kunnen vinden dan op het Drentse platteland. Getrouwde stellen trekken juist weg uit de stad.

Hoger Onderwijs Persbureau

 

Advertentie