Onderwijs UU minder ‘top’ in ranking
Nederlandse universiteiten scoren hoog in de vandaag gepresenteerde universiteitenranking van het Britse tijdschrift Times Higher Education. Maar de scores voor kwaliteit en reputatie van het onderwijs vallen tegen, ook in Utrecht.
Twaalf Nederlandse universiteiten staan er in de top 200. “Een ongelooflijk goede prestatie”, zegt adjunct-hoofdredacteur Phil Baty van Times Higher. En het kan volgens hem nog beter, want in de categorie onderwijs – goed voor dertig procent van het eindtotaal – scoren de Nederlandse universiteiten relatief laag.
De totaalscores van Nederlandse universiteiten in de top 200 zijn gemiddeld 50,3 van de honderd punten. Maar als het alleen om de onderwijsprestaties gaat liggen de scores een stuk lager: gemiddeld 37,7 punten.
Alleen de TU Delft presteert evenwichtig: in de eindranglijst haalt ze 53,1 punten, en op onderwijs 53,5. Als er in de Times-ranking alleen naar onderwijs zou worden gekeken, zou de Delft de beste Nederlandse universiteit zijn en van plaats 104 naar 73 stijgen. De Universiteit Utrecht, op plaats 68 de hoogst genoteerde Nederlandse universiteit in de ranking, zou daarentegen zakken naar 116 (zie tabel).
Universiteit | ranking onderwijs | score onderwijs | eindranking | eindscore |
TU Delft | 73 | 53,5 | 104 | 53,1 |
Wageningen Universiteit | 85 | 50,1 | 75 | 57,4 |
Universiteit Leiden | 106 | 45,4 | 79 | 57 |
Universiteit Utrecht | 116 | 42,8 | 68 | 60,4 |
Universiteit van Amsterdam | 122 | 41,7 | 92 | 54,7 |
TU Eindhoven | 151 | 35,6 | 115 | 51,3 |
Universiteit Twente | 161 | 32,9 | 200 | 41,4 |
Rijksuniversiteit Groningen | 165 | 32,4 | 134 | 49,2 |
Universiteit Maastricht | 173 | 30,6 | 197 | 41,5 |
Vrije Universiteit | 175 | 30,4 | 159 | 45,9 |
Eramus Universiteit Rotterdam | 182 | 28,8 | 157 | 46 |
Radboud Universiteit | 187 | 27,7 | 159 | 45,9 |
(bron: Times Higher Education, bewerking: HOP)
Ter vergelijking: het onderwijs aan het Zweedse Karolinska Institutet staat op plaats 29, de Ludwig-Maximilians-Universität München op plaats 45 en de Katholieke Universiteit Leuven op plaats 76. Gemiddeld genomen scoren alle universiteiten in de top 200 overigens wat lager op onderwijs.
De onderwijsprestaties, die voor dertig procent meetellen in de eindranglijst, worden voor de helft bepaald door de resultaten van de jaarlijkse ‘Academic Reputation Survey’, een wereldwijde enquête onder professoren. De andere helft (vijftien procent van het totaal) bestaat uit vier aspecten: het aantal promovendi ten opzichte van het aantal wetenschappers (6 procent), de docent-studentratio (4,5 procent), het aantal promoties ten opzichte van het aantal uitgereikte bachelordiploma’s (2,25 procent) en het instellingsbudget afgezet tegen de wetenschappelijke staf (2,25 procent van de eindscore).
Die enquête onder wetenschappers over onderwijsreputatie levert vrij algemene cijfers op, erkent Baty van Times Higher. “We vragen wetenschappers om aan te geven welke universiteit in hun discipline de beste reputatie heeft wat betreft onderwijs en begeleiding. Ook vragen we welke universiteit ze zouden aanraden aan een getalenteerde bachelorstudent die elders zijn master wil volgen.”
Volgens hem leidt dat niet per se tot een hoge score voor Angelsaksische universiteiten. “De enquête wereldwijd verspreid, zodat Amerikanen en Engelsen niet oververtegenwoordigd zijn. Op die manier hopen we een representatief beeld te krijgen.”
Student-stafratio
Baty wijst liever op de meer feitelijke indicatoren die de andere helft van de score voor onderwijs bepalen. “De verhouding tussen aantallen studenten en docenten zegt veel over de studiecultuur en de persoonlijke aandacht die een student krijgt. Hoe minder studenten per docent, hoe hoger de score. Ook de aanwezigheid van veel promovendi is een pre. Het betekent dat studenten college krijgen in een echt academische gemeenschap.”
Een uitsplitsing van de afzonderlijke scores per universiteit kan Times Higher nog niet geven. Maar als Nederlandse universiteiten volgend jaar hoger willen scoren op onderwijs kunnen ze beter niet inzetten op op reputatie, denkt Baty. “Indicatoren als docent-student-ratio zijn direct gerelateerd aan financiële middelen. Daarin investeren sorteert sneller effect. Reputatie komt met de tijd, het is de vraag of grote marketing-campagnes daarbij helpen.”
Overigens moet er volgens Baty niet te veel worden gesomberd over de lagere Nederlandse onderwijsscores: “Vrijwel alle universiteiten zijn vertegenwoordigd in de top 200, dat is ongelooflijk goed.” Bovendien worden de publieke uitgaven aan hoger onderwijs in Nederland nauwelijks gekort, zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië en de VS gebeurt. Dat laatste kan voor de positie van Nederlandse instellingen zelfs positieve gevolgen hebben, denkt Baty. “Uiteindelijk draait het om geld. Het is duur om de beste onderzoekers en docenten aan te stellen en de beste faciliteiten te bieden.”