Partij voor de Dieren wil minder dierproeven

In alle rumoer rond de kandidatenlijst is het ondergesneeuwd, maar vorige week bracht de Partij voor de Dieren een concept-verkiezingsprogramma naar buiten. Voor het hoger onderwijs is de inzet duidelijk: minder dierproeven. 

Studenten diergeneeskunde mogen niet langer verplicht worden te oefenen op levende dieren, vindt de PvdD. De partij wil dierproeven liefst helemaal uitbannen. Om het zover te krijgen, wil de partij meer geld voor de ontwikkeling van alternatieve methoden, waarbij dezelfde experimenten zonder dieren kunnen worden gedaan. 

Voor ieder proefdier zouden laboratoria tien euro moeten storten in een kas voor alternatieven. De overheid zou daar tien miljoen euro bij moeten leggen. Daarnaast moet er een openbare database komen met de resultaten van dierproeven, zodat er in ieder geval geen dubbel werk wordt verricht. Ook pleit de partij voor een verbod op het testen van medicijnen die eigenlijk al bestaan: zogenaamde ‘me too’-medicijnen. 

Bovendien hekelt de PvdD de geheimhouding rond dierproeven: ethische commissies beslissen achter gesloten deuren en buitenstaanders kunnen geen bezwaar indienen tegen de proeven. 

Net als de SGP wil de partij een verbod op genetische manipulatie, niet alleen van dieren maar ook van planten. Ook wil de partij onderzoek naar xenotransplantatie verbieden, waarbij bijvoorbeeld het hart van een varken of de lever van een aap aan een mens worden gedoneerd. 

In een lijst met overige standpunten schrijft de PvdD ook dat zij tegen collegegelddifferentiatie en selectie aan de poort is. Maar dat lijkt niet de belangrijkste inzet voor de verkiezingen. 

HOP

Advertentie