Positieve discriminatie vrouwelijke profs: broodnodig of een brug te ver?
Meer vrouwelijke professoren. Dat is al jaren de ambitie, maar in de praktijk wil het maar niet vlotten. Hoe ver moet je als universiteit gaan om vrouwen de voorkeur te geven boven mannen? DUB vroeg het aan collegevoorzitter Yvonne van Rooy en hoogleraar Arbeidseconomie Joop Schippers.
Het is al jarenlang een duivels dilemma. De universiteiten hebben een schrijnend tekort aan vrouwelijke hoogleraren, maar hoe doe je iets aan dat tekort? Universiteiten krijgen premies voor het aanstellen van vrouwen, vrouwelijke universitaire docenten worden gecoacht naar het hoogleraarschap, maar toch doet Nederland het in Europees perspectief slecht wat betreft vrouwelijke profs.
In Groningen heeft de universiteit jarenlang geld vrijgemaakt om twaalf vrouwelijke universitair docenten tot hoogleraar te benoemen. Omdat dit promotietraject niet beschikbaar was voor mannen heeft de universiteit gediscrimineerd, oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling afgelopen december.
Kranten stonden de afgelopen weken bomvol met ingezonden stukken over de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling. DUB maakte een selectie van de meningen, en vroeg ook een aantal mensen binnen de Universiteit Utrecht om hun oordeel.
Marlinde Gras, voorzitter van de Groninger Studentenbond, die de zaak aankaartte bij Stichting Meldpunt Discriminatie Groningen, op de site van de bond:
“De RUG doet gelukkig haar best om vrouwen een eerlijke kans te geven. Maar deze keer zijn ze echt te ver gegaan. Het gaat om het principe. Als de RUG iets wil doen tegen ongelijkheid, dan kan dat natuurlijk nooit met benoemingen waarvoor je een heel geslacht uitsluit. Dat is de wereld op zijn kop.”
“De Groninger Studentenbond staat in principe positief tegenover het verbeteren van de kansen voor vrouwen op hoge posities (…) Het moet makkelijker worden hoge functies aan de RUG in deeltijd uit te voeren. Ook moet er bij benoemingen op worden gelet dat, wanneer een kandidaat in deeltijd heeft gewerkt, het aantal wetenschappelijke publicaties niet alles zegt (…) De achterstand kan absoluut worden ingelopen, ook zonder discriminerende benoemingen.”
Joop Schippers, hoogleraar Arbeidseconomie aan de UU en lid van de universiteitsraad:
“De uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling verbaast me. Toen de Vrije Universiteit in 2001 tegelijk zeven vrouwen als hoogleraar aanstelde, was er ook geen probleem. Onder juristen wordt het gebruik van positieve actie om een achterstandspositie in te halen al heel lang geaccepteerd. Bij hoogleraren is de achterstand van vrouwen evident. Daarbij klopt het argument dat mannen schade lijden door het gevoerde beleid niet. Het waren additionele plekken die werden gecreëerd.”
“Ik vind het vreemd dat deze zaak is aangekaart door studenten in Groningen. Vroeger stonden studenten op de barricaden voor emancipatie. Tegenwoordig is emancipatie niet meer hip. Vrouwelijke studenten denken: ik kom wel aan de top. Veel vrouwen slagen er ook in om snel carrière te maken, maar op een bepaald moment komen ze obstakels tegen die zijn gevormd door mannenbolwerken. Het is goed dat jonge studentes optimistisch zijn, dat is een goede houding, maar in de praktijk zijn er nog veel barrières.”
“Uiteindelijk wordt het probleem wel door demografie opgelost. Er zijn nu zoveel vrouwelijke studenten. Op een bepaald moment zijn er misschien geen mannen meer om te kiezen. Maar ja, dat duurt nog zeker een aantal decennia. Tot die tijd moeten we het proces bespoedigen. We laten veel vrouwelijk talent lopen. Dat is zonde.”
“Het is enorm belangrijk om te investeren in vrouwelijk talent dat al in Utrecht is. De helft van de universitair docenten is al vrouw. Je moet vrouwen die te zijner tijd aanvoerder van een bepaald vakgebied kunnen worden, nu al coachen in die richting.”
Yvonne van Rooy, collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht:
“Wij zijn in Utrecht geen voorstander van positieve discriminatie. In Groningen zijn leerstoelen gecreëerd die alleen voor vrouwen beschikbaar zijn. Ik ben daar tegen. Ik wil graag dat de vrouwen die in Utrecht hoogleraar zijn en worden, langs dezelfde lat worden gelegd als hun mannelijke collega’s. Anders krijg je al snel de beeldvorming: o, maar je zit op een leerstoel die alleen voor vrouwen gecreëerd is.”
“Belangrijk instrument in ons beleid is het ‘mentoring en coachingtraject’, dat tot doel heeft om ambitieuze en talentvolle jonge vrouwelijke wetenschappers meer inzicht te geven in de stappen die zij moeten zetten om carrière te maken. Daarbij worden de vrouwen gekoppeld aan een mannelijke hoogleraar van een andere faculteit.”
“Mannelijke hoogleraren die mentor worden, zijn zich meer bewust van de problemen waar vrouwelijke wetenschappers tegenaan lopen. Vaak denken de mannen al snel dat de vrouwen niet zo nodig carrière willen maken, omdat ze kinderen willen hebben bijvoorbeeld. Vrouwen denken weer snel: ze zien toch wel dat ik ambitieus ben, dat hoef ik er toch niet zo dik op te leggen? Je ziet nu dat de eerste vrouwen die aan het traject hebben deelgenomen hoogleraar zijn geworden. Het traject wordt goed beoordeeld door de vrouwen zelf.”
“Toch blijft de beeldvorming rondom vrouwen heel hardnekkig. Bij de benoeming van een vrouwelijke hoogleraar is het niet relevant om te vermelden hoeveel kinderen ze heeft. Dat doen we bij mannelijke hoogleraren ook niet. Als je dat doet ben je toch altijd weer rolbevestigend bezig. Je denkt: goh, die vrouw zou wel voor die kinderen zorgen. Bij mannen staat het er nooit bij, die hoeven blijkbaar niet voor de kinderen te zorgen.”
“We zijn hard op weg om ons streefcijfer voor 2014 (20 procent vrouwelijke hoogleraren) te halen, maar het is altijd iets om aan te blijven werken. Bij het vrijvallen van functies moet er gericht gezocht worden, je moet vrouwen uitnodigen om hier te komen solliciteren, vrouwelijke gastdocenten aantrekken, talentvolle vrouwen van andere universiteiten uitnodigen om onze universiteit te leren kennen. Ieder jaar hebben de rector en ik een gesprek met alle decanen om de aanpak te bespreken. Dat vergt veel inspanning. Het gaat niet vanzelf.”
“We zijn niet de enige universiteit die kijkt waar talentvolle vrouwen zitten. Soms zijn jonge vrouwelijke wetenschappers die bij ons werken elders in de picture. Er zijn soms ook hoogleraren die overstappen naar een andere universiteit. Het feit dat we ze hebben, betekent niet dat we ze houden.”
“Het is belangrijk om te zorgen voor een cultuur waarbij het prettig werken is. Alleen maar vergaderen en werken met mannen is niet leuk. En alleen met vrouwen ook niet. Een goede mix tussen masculiene en feminiene kwaliteiten is het best voor de productiviteit en werksfeer.”
Anne-Marie van Gijtenbeek, coördinator van het Vrouwennetwerk van de Universiteit Utrecht, in een ingezonden stuk op DUB:
“De Commissie Gelijke Behandeling stelt helemaal niet ter discussie of er een voorkeursbeleid mag worden gevoerd. Voorkeursbeleid is juist wel toegestaan, zij het onder een aantal voorwaarden. De Commissie verwijt de RUG met name onzorgvuldigheid, en niet dat zij een voorkeursbeleid heeft gevoerd. De enige reden dat mannen niet hadden mogen worden uitgesloten van het selectieproces, blijkt te zijn omdat daardoor niet kon worden vastgesteld of zij van gelijke geschiktheid zijn.
De feitelijke discussie gaat dus over het kunnen vergelijken van geschiktheid. Als er even geschikte mannen waren geweest, had de RUG vervolgens wél een voorkeursbeleid mogen voeren. Het is wettelijk toegestaan uitsluitend de even of meer geschikte vrouwen aan te nemen, teneinde reeds ontstane ongelijkheid op te heffen. Als de mannelijke uhd’s, puur voor de vorm, de gelegenheid hadden gekregen om wel te solliciteren, en vervolgens waren afgewezen vanwege een voorkeursbeleid, had de Commissie Gelijke Behandeling de Groninger Studentenbond dus hoogstwaarschijnlijk niet in het gelijk gesteld.”
Lees de rest van haar opinie hier.
Rik Peels (aio filosofie aan de Universiteit Utrecht) in Trouw:
“Dat woord ‘discriminatie’ is hier volgens mij op zijn plaats: het gaat om het verkleinen van de kansen van een bepaalde groep mensen op basis van een kenmerk dat strikt gesproken niet ter zake doet, namelijk sekse. Misschien moeten we soms discrimineren om een nog groter onrecht te voorkomen of in ieder geval een bestaand onrecht verminderen. Of dit moreel toelaatbaar is, is een filosofische vraag. Maar het antwoord erop geeft ons ook het antwoord op de vraag of de RUG juist gehandeld heeft.”
Syp Wynia, commentator Elsevier:
“Nu wilde ik van de universiteit wel eens horen welke posten om de gewraakte reden in het leven waren geroepen en wie deze leerstoelen bezetten. Dat wilde de universiteit niet zeggen. Het is, zo werd mij gemeld, ‘voor de Rijksuniversiteit Groningen niet relevant op welke wijze een hoogleraar op zijn of haar positie is gekomen’. Die weigering werd kracht bijgezet met een beroep op de eigen ‘privacyregels’.”
“Dat is toch bijzonder. Een universiteit roept twaalf nieuwe professoraten in het leven, maar weigert te melden welke dat zijn. Dat wijst er niet op dat de universiteit erg trots is op die nieuwe hoogleraarsposten.”
“Daar zie je meteen al een van de nadelen van zo’n voorkeursbeleid. De personen die zo een bevordering hebben gekregen, worden (en misschien helemaal onterecht) minder serieus genomen. Daarom wordt de achtergrond van de benoeming liever verdoezeld. Het is een goede reden om bij het bezetten van hogere functies geen quota (voor vrouwen, linkshandigen, Zeeuwen of transseksuelen) te hanteren.”
Niels Spierings (politicoloog-econoom aan de Radboud Universiteit) in Trouw:
“Diversiteit is (…) een kwaliteitskenmerk. Bedrijven met mannen én vrouwen aan de top doen het beter. De baanbrekende studie van Rosabeth Moss Kanter uit 1977 bewees al dat een minderheid minstens 35 procent moet zijn om een organisatiecultuur te doen veranderen. Daarbij steekt het streven voor het aantal vrouwelijke hoogleraren, 15 procent, schraal af.”
“De gecreëerde kansen voor vrouwelijke universitaire hoofddocenten gaan niet ten koste van mannen. Wij mannen hoeven geen leerstoelen in te leveren. Er worden slechts stoelen aan de hooglerarentafel bijgeschoven. Mijn kansen als jonge wetenschapper en man verkleinen de facto dus niet.”
Monika Schmid (hoogleraar Engelse Taalkunde in Groningen) in Trouw:
“We moeten wat, anders duurt het tot 2066 voordat er in Nederland evenveel mannen als vrouwen hoogleraar zijn. Dan gaat veel talent en kennis verloren, want er zijn veel excellente onderzoeksters.”
Ben Sloot (hoogleraar rechtswetenschappen aan de Open Universiteit) in Trouw:“Het gevaar is nu groot dat deze uitspraak het signaal is voor universiteiten, en wellicht ook andere organisaties, om verder maar met de armen over elkaar te blijven zitten.”
Landelijk is 13 procent van de hoogleraren vrouw (bron: LNVH). Dat percentage is lager dan in andere Europese landen. In Utrecht is 17 procent (gemeten in fte’s) van de professoren vrouw, blijkt uit de Gender Monitor 2010. Bij de faculteiten REBO (34 procent), Sociale Wetenschappen (25 procent) en Geesteswetenschappen (20 procent) zijn relatief veel vrouwen, bij Bètawetenschappen en Geowetenschappen een stuk minder. Binnen een paar weken verschijnt een nieuwe Gender Monitor. De universiteit wil dat in 2014 één op de vijf hoogleraren vrouw is.