Strijd om de bal als bindende factor
Verschillen tussen groepen mensen, ze zijn van alle tijden en zullen nooit verdwijnen, ook niet door samen te sporten. Maar het sportveld is wel een ontmoetingsplaats waar mensen hun verschillen leren hanteren. Dat is volgens hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap Paul Verweel (foto) ‘de alledaagse kracht van de sport’. Hij publiceerde er een boek over.
Het eerste elftal met spelers tussen achttien en dertig jaar moet over een uur spelen in Amsterdam. Ze hebben al een half uur geleden afgesproken te verzamelen bij het clubhuis. Alleen de trainer, ikzelf en een speler zijn er. Na een half uur gewacht te hebben, gaat hij bellen. De derde keer heeft hij beet. Achmed komt eraan en heeft Hassan ook bij zich. Hij weet dat Tarik onderweg is. Na nog drie pogingen krijgen we Ezzine aan de lijn. ‘Wat, staan we al klaar?’ Nee, hij komt eraan en zal ook Appi direct ophalen.
Zo beschrijft Paul Verweel een willekeurige zaterdag in zijn leven. Behalve hoogleraar en sportfanaat is Verweel namelijk ook voorzitter van Voetbalvereniging Hoograven. Hij begon uit idealisme bij de in 2005 door jonge Marokkaanse bewoners van Hoograven opgerichte vereniging, maar heeft inmiddels een zo diepgewortelde liefde voor ‘zijn’ club en ‘zijn’ spelers ontwikkeld, dat hij er nog jaren actief denkt te zullen blijven.
Dat die club ook prachtig materiaal biedt voor onderzoek naar de maatschappelijke betekenis van sport, blijkt uit het boek ‘De alledaagse kracht van de sport’, dat Verweel woensdag 2 maart in het clubhuis van VV Hoograven presenteerde in aanwezigheid van voormalig Wimbledonkampioen Richard Krajicek, sportwethouder Rinda den Besten en ‘mr. FC Utrecht’ Jean Paul de Jong.
Hoofddoek
In hun boek beschrijven Verweel en andere Utrechtse onderzoekers als volleerde antropologen op een uiterst beeldende manier wat zij de afgelopen jaren als leider of bestuurder van VV Hoograven en andere allochtone Utrechtse voetbalclubs hebben meegemaakt. Wie ook maar enigszins bekend is met de wereld van het amateurvoetbal zal begrijpen dat de belevenissen van de onderzoekers op de velden en in de clubhuizen noch voor de clubs zelf noch voor hun ‘blanke’ tegenstanders louter vleiende beschrijvingen opleveren.
Zo moppert een leider van Kampong dat het bij VV Hoograven maar slecht georganiseerd is, omdat zijn jongens onvoldoende ruimte hebben om voor de wedstrijd in te lopen en krijgt een meisjesteam van Hoograven bij een club in de provincie kreten naar het hoofd geslingerd als ‘Hé, jij daar met die hoofddoek, krijg de kanker.’
Boos kijken
Ook de eigen spelers, altijd en eeuwig te laat, worden door de auteurs niet gespaard, maar daar tegenover staan liefdevolle beschrijvingen van jongens en meisjes die enorm hun best doen om er op het veld iets moois van te maken en van bestuursleden die zich uit de naad werken voor hun club.
Zaima is boos, ze heeft ruzie met Arben. Arben is ook boos. Zaima luistert niet, zo kan hij geen training geven. Zaima geeft antwoord: ‘Ik snap hem niet … ’, ze buigt een beetje voorover, doet haar handen omhoog om haar woorden te ondersteunen, ‘… hij is onduidelijk, hij praat zo zacht, hij kijkt altijd vriendelijk … hij moet veel harder praten. Als je iets doet wat niet mag, moet hij boos kijken, boos praten. Hij moet straf geven, bijvoorbeeld een extra rondje om het veld lopen of mij eruit sturen. Anders snap je er niets van en kan je doen waar je zin in hebt.
Hoewel de ontmoeting tussen allochtonen en autochtonen op het voetbalveld en in het clubhuis lang niet altijd soepel verloopt, is het geloof van Verweel in de bindende kracht van samen voetballen ongebroken. Hij citeert eerder onderzoek waaruit blijkt dat het tegen elkaar spelen in competitieverband van elftallen uit verschillende culturen voor dertig procent van de spelers leidt tot een positiever beeld van de tegenstander. Slechts vier procent wordt er negatiever door.
Sociaal kapitaal
De hoofdboodschap van Verweel en de zijnen is dan ook dat sport meer waardering verdient vanwege het vermogen om sociale tegenstellingen te overbruggen. Maar ook de betekenis van sport voor de ontwikkeling van het ‘sociaal kapitaal’ van mensen mag volgens de auteurs niet worden onderschat. Ook al doen de verhalen in het boek soms anders vermoeden, uit eerder onderzoek blijkt dat sporten in clubverband bij twee op de drie mensen leidt tot meer zelfvertrouwen.
Wat de Hoograven-voorzitter betreft is het overigens niet per se nodig dat verenigingen gemengd zijn om sociale verschillen tussen groepen te overbruggen. Zoals blijkt uit een uiterst levendige beschrijving door UU-onderzoeker Ali Karatas van het wel en wee van voetbalclub Rivierwijkers, heeft het mengen van verschillende groepen trouwens ook lang niet altijd evenveel zin. Hoezeer de autochtone Rivierenwijkers ook probeerden het in het clubhuis voor de Turkse spelers van hun eerste elftal gezellig te maken, toen de sponsor afhaakte, verdwenen alle spelers naar twee Turkse clubs in de stad.
Improvisatie
Al met al biedt ‘De alledaagse kracht van de sport’ een fascinerend inkijkje in een wereld waarvan niet-voetballers – maar ook veel spelers van Kampong, Hercules en andere ‘blanke’ verenigingen - geen weet hebben. Hoe liep het trouwens af met het eerste elftal van VV Hoograven dat naar Amsterdam moest, maar nog steeds te weinig spelers had?
We hebben nog drie kwartier voor Amsterdam als we elf spelers hebben en Ezzine zal op de heenreis ook Mo nog ophalen. Als we aankomen bij de tegenstander zijn ze zich al een half uur aan het warmlopen. We kleden ons snel om. We krijgen nog tien minuten extra van de scheidsrechter voor warmlopen. We winnen met 7-2. Natuurlijk zullen we volgende week proberen beter op tijd te komen. Maar ook drie jaar later is het elftal kampioen van de improvisatie als het om op tijd komen gaat. Maar anderzijds staan er ook altijd elf man op het veld. Ik kan er als oud-selectiespeler (een minuut te laat is niet spelen) moeilijk aan wennen maar zo kan het blijkbaar ook.
EH
Paul Verweel en Marlies Wolterbeek (red.) - ‘De alledaagse kracht van de sport’, Uitgeverij SWP