Studenten willen 'De Toppers' zien

Laat eerstejaars studenten kennismaken met de topdocenten van hun opleiding. Dat was een van de aanbevelingen van een studentendenktank tijdens het symposium ‘Sirius Voorbij’. Volgens de studenten moet de universiteit studenten meer uitdagen. KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf is het met hen eens.

De vijftienkoppige denktank samengesteld uit actieve Utrechtse studenten presenteerde dinsdagochtend in het Academiegebouw een manifest met acht aanbevelingen voor een ambitieus en motiverend studieklimaat. Een van die aanbevelingen is het zichtbaar maken van onderzoeks- en onderwijstalent van de UU. Daarbij wordt de suggestie gedaan van een cursus “Toppers van de UU”.

Studente Taal- en Cultuurstudies Christien Reichardt: “Ik zag in het begin van mijn studie heel weinig hoogleraren, laat staan dat ik wist wie er VICI´s of Spinozaprijzen hadden gewonnen”. Wiskundestudent Rob Wesselink: “De universiteit moet haar kopstukken ook voor haar eigen studenten in de etalage zetten, en niet alleen voor de buitenwereld.”

Ambitie 
De conferentie ‘Sirius Voorbij’ stond in het teken van de aflopende financiering in het kader van het Siriusprogramma. Hoe kan de universiteit aandacht blijven besteden aan excellentie in het onderwijs wanneer geld voor selectie- en matchingsprojecten en honours programma’s wegvalt?

De studenten hamerden er in hun presentatie op dat de universiteit het veranderen van het studieklimaat serieus moet blijven nemen. Zij betreuren het dat veel van hun mede-studenten weinig ambitie en motivatie vertonen. “De student wordt zich niet genoeg uitgedaagd door de universiteit”, meende Wesselink.

Volgens de studenten moet die uitdaging meteen bij de eerste kennismaking met de universiteit gevoeld worden. Zij vragen om beter voorlichtingsmateriaal en kennismakingsgesprekken. Maar ook om een meer inhoudelijke introductieperiode. Geneeskundestudent Roel Wouters: “Ik herinner me dat ik in die week vooral veel bier heb gedronken. Waarom maakt de universiteit in die dagen niet meteen duidelijk waarom het een eer is om aan de UU te mogen studeren?”

Hard werken
En er moet ook vanaf het begin van de studie hard gewerkt worden, menen de studenten. Volgens Reichardt vinden studenten het te vanzelfsprekend dat ze na het vwo gaan studeren. “En als het ze op de universiteit dan ook nog eens gemakkelijk afgaat …”

De studentendenktank pleit daarom voor: “Een breed eerste jaar met een zware studielast en een hoger BSA.” Dat ´brede´ moet studenten in staat stellen een gemotiveerde en bewuste keuze te maken voor het vervolg van hun studie.

Andere aanbevelingen behelzen onder meer betere studiebegeleiding, stimulering van studiegerelateerde initiatieven van studenten (bijvoorbeeld honours programmes) en intensief kleinschalig onderwijs.

In de discussie na afloop van hun presentatie kregen de studenten het verwijt wel erg veel van de “externe druk” van de universiteit te verwachten. Hoe zit het met de intrinsieke motivatie van de studenten?, vroeg bijvoorbeeld Diergeneeskundehoogleraar Wim Kremer zich af. Een hoog bsa kan volgens hem ook leiden tot een passieve houding van tentamens afstrepen. “En dan is het desastreus.”

Universiteitsraadslid en denktanklid Tjolina Proost zei daarop te verwachten dat een hoog bsa wel degelijk bijdraagt aan het vergroten van de interne motivatie van studenten die dat niet van nature hebben. “Je wordt gedwongen meer je best te doen. Door hard te studeren ga je je studie vaak leuker vinden.”

Afgewogen keuze
In zijn lezing vond ook KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf dat de bal vooral bij de universiteiten ligt. Die moeten hun organisatie aanpassen om meer uit studenten te halen. “Hoe vaak hoor ik niet van studenten die in het buitenland zijn geweest dat ze daar twee keer zo veel moesten doen als in Nederland en dat ze dat eigenlijk veel beter vonden? Voor studenten is het moeilijk spontaan te ontdekken dat ze het leuk vinden om hun eigen grenzen te verleggen. Universiteiten hebben de taak de behoefte aan kennis bij jonge mensen te laten ontbranden.”

Ook Dijkgraaf pleit voor een bredere opzet van het begin van hun studie. “Ten onrechte wordt in Nederland gedacht dat de studenten in het vwo de brede vorming hebben afgerond en dat ze op hun achttiende klaar zijn om op de universiteit een vak te gaan leren.” Met een verwijzing naar de dramatisch lage Nederlandse rendementen zei hij: “Er is veel meer voor te zeggen om op een later moment aan de universiteit een afgewogen keuze te maken.”

In aansluiting daarop riep Dijkgraaf op tot het verwijderen van alle schotten en blokkades tussen de diverse opleidingen en vakgroepen. “De kortste weg van  Sterrenkunde naar filosofie loopt nu via het college van bestuur. De disciplines zouden meer met elkaar moeten praten en meer van elkaar moeten leren.”

Tweestromenland
Over de manier waarop universiteiten hun excellerende topstudenten moeten bedienen was Dijkgraaf minder stellig. Hij wees slechts op de terughoudendheid bij universiteiten om werkelijke niveaudifferentiatie door te voeren. “Op zich is het vreemd dat er in het voortgezet onderwijs wel een onderscheid wordt gemaakt tussen gymnasium en atheneum, terwijl universiteiten heel voorzichtig zijn om iets van een tweestromenland te creëren.”

Dijkgraaf vond tenslotte ook dat universiteiten niet blind moeten zijn voor de eisen die de arbeidsmarkt stelt aan de extra-curriculaire verdiensten van afgestudeerden. Tegelijkertijd vindt hij het maatschappelijk niet te verkopen dat studenten studievertraging oplopen vanwege bestuurlijke activiteiten.

De KNAW-voorman ziet een spagaat tussen een intensivering van de studie en de wens om ook buiten de studie dingen te ondernemen. “Zou je die bestuurlijke ervaring daarom niet ook binnen de studie vorm kunnen geven”, vraagt hij zich af.

Die laatste uitspraken werden hem overigens niet door iedereen in dank afgenomen. “Dit getuigt van weinig waardering voor die uitblinkende studenten die prima weten hoe ze én hard moeten studeren én leuke dingen ernaast kunnen doen”, zo vond een toehoorder samen met een aantal leden van de studentendenktank.

Groeidiamantjes
Kleinschalig en intensief onderwijs is een van de belangrijkste ingrediënten van een ambitieus studieklimaat, bleek later op de middag in workshop waarin werd doorgepraat over de voorstellen voor een ambitieuzer studieklimaat. Deelnemers aan de workshop werd gevraagd welke aanbeveling in het studentenmanifest de hoogste prioriteit heeft.

Veel contact tussen docent en student en studenten onderling is essentieel, opperden velen in de workshop. Andere aanbevelingen in het manifest zoals meer begeleiding en meer feedback vloeien voort uit kleinschalig onderwijs, werd door diverse deelnemers gesteld. Het inzetten van topdocenten in het eerste jaar, en een breed eerste jaar kregen ook veel bijval van de workshopdeelnemers.

Diergeneeskundehoogleraar Wim Kremer liet zijn onvrede over het invoeren van een hoger bsa in het eerste jaar tijdens de workshop nogmaals blijken. Daarom suggereerde hij een nieuwe aanbeveling voor het manifest: focus je op de laatbloeiers, een idee dat brede instemming kreeg in de workshop. Het gaat volgens hem om het eindresultaat, door een hoog bsa in het eerste jaar verlies je de “groeibriljantjes”.

Lees hier een uitgebreid verslag van de rede van Robbert Dijkgraaf op Scienceguide.

Xander Bronkhorst en Ernst-Jan Hamel

Fotografie: Ivar Pel

Advertentie