Voorzitter adviescommissie Van der Vaart: "Universiteit denkt te weinig vanuit masterstudent"

Jaarlijks gaan meer Utrechtse bachelors elders een master doen, dan dat bachelors van elders voor een UU-master kiezen. Vreemd, want met de kwaliteit van het onderwijs en de docenten lijkt niet veel mis te zijn. De Onderwijs Advies Commissie onder leiding van UCU-dean Rob van der Vaart kwam kort voor de zomer met een analyse.

Op basis van de adviezen van de commissie van Van der Vaart bespreekt het universiteitsbestuur dit najaar met faculteitsdecanen de mogelijkheden om het masteraanbod onder handen te nemen. Ook kwam het universiteitsbestuur met maatregelen om de toelatingsprocedures en de mastermarketing te verbeteren. Op deze wijze hoopt de universiteit de trend van een groeiend gat tussen instroom en uitstroom te keren.

De UCU-dean is de eerste om toe te geven dat de mogelijke oorzaken van deze toenemende onbalans ietwat schimmig blijven. De vraag is bovendien ook in hoeverre de statistieken gekleurd zijn, bijvoorbeeld door UCU- en Roosevelt-bachelors die vanuit de opzet van hun studie al erg geneigd zijn internationaal op zoek te gaan naar een masteropleiding.

Volgens Van der Vaart speelt waarschijnlijk een keur van factoren een rol, terwijl budgetten om diepgravend onderzoek te verrichten ontbreken. “Maar het is ook de vraag of dergelijke onderzoeksresultaten niet veel te lang op zich zouden laten wachten. We willen snel iets doen.”

Van der Vaart stelt vast dat er een aantal effecten is waar de universiteit niet veel aan kan veranderen, maar dat tegelijkertijd de hand in eigen boezem moet worden gestoken. “De aantrekkelijkheid van ons masters zou minstens kunnen opwegen tegen de negatieve factoren die buiten onze macht liggen.”

Welke factoren zijn dat dan?

“Het zijn dus hypotheses, hè. Maar je hoort vaak over een 'Utrecht-effect'. Door de centrale ligging van de stad zou het voor Utrechtse bachelor-studenten relatief gemakkelijk zijn om in een andere stad –vaak is dat dan Amsterdam, of anders Leiden- een master te gaan doen. Je kunt zelfs in Utrecht blijven wonen en hier je vrienden houden. Een omgekeerde beweging is inderdaad minder goed voor te stellen.

“Daarnaast heeft de UU waarschijnlijk last van de relatief voortvarende wijze waarop het bachelor-mastersysteem is ingevoerd. We proberen de bachelor en de master echt als twee aparte opleidingen te profileren en we geven studenten veel ruimte om zich te bezinnen op de vraag wat ze na de bachelor willen. Daarom hanteren we ook de harde knip. Op andere universiteiten krijgen studenten die boodschap veel minder mee en is de knip tussen de twee opleidingen vaak wat zachter.”

Waar kan de universiteit wel zelf iets aan doen? Een recente studie van de faculteit Geesteswetenschappen wijst uit dat inhoudelijke aspecten zwaar wegen bij een besluit om elders een master te gaan doen. Studenten zouden zich vooral via websites oriënteren.

“We hebben niet de gedachte dat de negatieve masterinstroom te wijten is aan een achterblijvende kwaliteit van het onderwijs en de docenten. Er zijn toppers en er zijn mindere goden, maar over de hele linie zou dat moeten middelen. Maar er is wel iets mis met de aantrekkingskracht van de programma´s. Op veel fronten denken we te weinig vanuit de student.”

“Er zijn bijvoorbeeld veel klachten over de universitaire website. Die heeft een heel organisatorische en bestuurlijke insteek. Je vindt niet snel studenten of docenten die een geïnspireerd verhaal vertellen of foto´s met echte mensen. De UvA doet dat bijvoorbeeld beter."

“Als studenten dan toch hun belangstelling kenbaar maken komen ze terecht in een vrij bureaucratisch toelatingstraject. Deadlines liggen bijvoorbeeld erg vroeg. Maar belangrijker nog is dat toelatingscommissie vaak veel te specifiek omschrijft welke vakken een student gevolgd moet hebben. Daarmee verlies je ook studenten. Die hele toelating kan kortom wat wervender.”

De UU onderneemt nu op beide punten actie hebben we begrepen. En de opleidingen zelf … moet daar iets mee gebeuren?

“De keuze die we ooit hebben gemaakt voor een ´vraaggestuurde´ bachelor en een ´expertise-gestuurde´ master is organisatorisch te ver doorgeschoten. Onderzoek is leidend, en dat heeft zijn keerzijden.

“Masters zijn vaak gebaseerd zijn op een nauwe discipline, terwijl studenten juist lijken te vragen om een meer interdisciplinaire aanpak. Andere universiteiten zijn daar succesvol mee, ook door goede namen te kiezen. Daarom moeten we nog eens goed naar ons aanbod kijken.

“Daarbij is de verantwoordelijkheid voor het masteronderwijs in handen gelegd van de voorzitters van de Graduate School. Dat zijn hoogleraren met onderzoek als eerste prioriteit. Wij pleiten ervoor om mensen met specifieke onderwijs-expertise te betrekken bij de organisatie van het masteronderwijs. Daarvoor zouden er –en dat is een oud verhaal- ook meer mogelijkheden moeten komen om carrière binnen het onderwijs te maken.

 

Van der Vaart rondt af: “De verantwoordelijkheid om wat te doen met ons advies en de richtlijnen die het college van bestuur hieruit destilleert, ligt voor mijn gevoel vooral op opleidingsniveau. De adviescommissie heeft geprobeerd de rode lijn aan te geven, maar er zijn binnen de universiteit natuurlijk heel grote verschillen. Bij de biomedische masters is er niet veel aan de hand, anderen zullen intensiever aan de slag moeten.

“Misschien dat er docenten zijn die de noodzaak van nog meer studenten niet inzien en juist blij zijn met een select gezelschap van masterstudenten. Maar als je op termijn ook de hele goede studenten naar Utrecht wilt halen, dan moet je deze problematiek serieus nemen.”

XB

Advertentie