Waarom de universiteiten balen van hbo-gedoe

Het hbo staat in het middelpunt van de belangstelling. Maar niet in positieve zin. Diploma’s van Inholland zijn bijna niets meer waard, visitaties blijken een wassen neus en de professionalisering staat op een laag pitje. Zijn deze problemen nu typisch voor het hbo? Of raakt het de universiteiten ook?

Kwaliteit van examens zijn onvoldoende
Bij Inholland kregen studenten te makkelijk een diploma. Dat staat in diverse rapporten van onder meer de onderwijsinspectie. Maar het probleem geldt niet alleen voor deze hogeschool. Meer diploma’s levert meer geld op en dus is de verleiding groot om meer studenten te laten slagen. Is de gedachte. En als we Buitenhofcolumniste Naema Tahir mogen geloven is dit idee schering en inslag bij het hele hoger onderwijs, dus ook de universiteiten. Ze pleit daarom voor een onafhankelijke examinator, zoals bij het rij-examen. Iemand die geen belang heeft bij het slagen van de student. Een pleidooi dat in een opiniestuk in de Volkskrant navolging krijgt van de PVV. Deze discussie is de universiteiten een doorn in het oog. De kritiek richt zich ook op de universiteiten. Tot nu toe zijn er (nog geen) onderzoeken die de kritiek op de examens van universiteiten onderbouwen. De universiteiten zeggen zelf dat hun examencommissies wel degelijk streng zijn en de kwaliteit waarborgen.

Visitaties stellen niets voor
Op de visitaties in het hbo valt veel af te dingen. Zo kregen vier opleidingen van Inholland van de visitatiecommissie een voldoende, terwijl achteraf bleek dat dit nooit had gemogen. De visitaties worden uitgevoerd door de organisatie NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie ). Diezelfde organisatie doet ook de visitaties van de universiteiten. “Er zitten gaten in het systeem”, zegt staatssecretaris Halbe Zijlstra die de regels van toezicht wil aanscherpen.

Sijbolt Noorda (foto), voorzitter van de VSNU, Vereniging van universiteiten, heeft de staatssecretaris pas geleden duidelijk willen maken dat die vergelijking niet opgaat. De universitaire visitaties kennen een langere traditie dan die in het hbo. “Bij de universiteiten staat voorop dat we de kwaliteit van de opleidingen willen verbeteren”, zegt de Utrechtse collegevoorzitter Yvonne van Rooy. “Je moet dan ook eerlijk zijn. Anders heeft het geen zin.”

De wet op het hoger onderwijs laat veel vrij. En dan kun je de visitaties ook anders benaderen. De belangen zijn immers groot. Een goede visitatie betekent meer waardering in de Keuzegids hoger onderwijs en dus ook meer studenten. Dat belang lijkt bij menig hogeschool de doorslag te geven, zoals onder meer blijkt uit een verhaal van Bastiaan Bommelje in NRC Handelsblad. Ze huren zelf bedrijven in die gaan visiteren op basis van ‘ronkende zelfevaluaties’. Zo’n commissie krijgt de beste scripties ‘at random’ voorgeschoteld en de studenten worden geïnstrueerd wat ze tegen de commissie moeten zeggen.

Overigens bestaat dat gevaar bij universiteiten ook. Steeds vaker zijn opleidingen afhankelijk van een goede waardering. Dat kan gaan om werving, maar bij bezuinigingen speelt dat oordeel ook een rol. Het belang is dus groter dan alleen de verbetering van de opleiding.

Professionals hebben te weinig invloed
In het hoger onderwijs regeren de managers, is een van de kritiekpunten in de hbo-discussies. Managers als directeur Jos Elbers (foto) van Inholland die met een vorstelijk salaris verantwoordelijk was voor de teloorgang van deze hogeschool. Nu kun je Inholland niet gelijk stellen aan alle hogescholen, maar over de hele linie klinkt al jaren de klacht dat het hoger onderwijs is overgeleverd aan de managers. Ook bazen van de universiteiten komen vaker uit de politiek of de ambtenarij dan uit de universitaire wereld. Toch is de de link met de inhoud op universiteiten groter dan in het hbo. Waar decanen op de universiteiten in de regel komen uit het vakgebied, zijn de decanen in het hbo vergelijkbaar met faculteitsdirecteuren.

Het niveau is te laag
Het niveau op de hogescholen zou te laag zijn. Studenten hoeven maar een derde van de studietijd op school aanwezig te zijn. Het grootste deel van de tijd gaat op aan zelfstudie en stage. Tachtig procent van de studenten besteedt per week meer dan elf uur aan bijverdiensten. En toch is het dan niet moeilijk om met glans te slagen voor het diploma. Vrijstellingen zijn snel toegekend. De kwaliteitsnormen lijken naar beneden bijgesteld. Tegelijkertijd blijkt uit een onderzoek van bureau Choice dat de Nederlandse student tot de langzaamste ter wereld behoren. En na één jaar haakt al ruim dertig procent van de studenten af.

Binnen het hbo is het opleidingsniveau van de docenten relatief laag. Slecht 4 procent is gepromoveerd en de helft heeft een masteropleiding, zo blijkt uit het rapport van de commissie Veerman.  

Ook hier geldt dat op de universiteiten vergelijkbare kritiek is. Studenten besteden ook weinig tijd aan de studie, uitval in het eerste jaar is hoog, al is het iets lager dan bij het hbo. De docenten op de universiteit zijn bijna allemaal gepromoveerd.

Hbo bij vwo’ers nog minder populair
Door al deze discussie kiezen minder studenten voor het hbo. Vooral vwo’ers durven de stap niet aan. Dat is vervelend voor de hbo-opleidingen die vooral studenten met havo en mbo-achtergrond krijgen. Maar ook vervelend voor de universiteiten. Want een groot aantal vwo’ers kiest nu voor de zekerheid van de universiteit, terwijl ze zich wat betreft opleiding beter thuis zouden voelen op een hbo. En dat betekent voor de universiteit een grotere kans op uitvallers en een lager rendement.

Advertentie