Barre des mines
Baaierd [Baaierd@uu.nl]
Verzonden: zondag 15 augustus
Aan: redactie dub
Onderwerp: barre des mines
Bijlage: de kunst van het bijna nietsdoen
Ha Xander,
Het was een leuk idee om iedereen te vragen een stukje over z’n vakantie te schrijven. Nu ik terug ben en links en rechts mijn collega’s met lichtjes in hun ogen en rode konen hoor vertellen over hun vakanties in verafgelegen oorden, over gouden stranden, piramides en beachparty’s, mijmer ik langzaam terug naar dat domme stuk land met stenen, sleedoorn, brandnetels en wilde bramen. Ons geliefde decor in Frankrijk waar verder niet veel te halen valt.
Mijn vriendin houdt van tuinieren, en is van het begin af aan bezig structuur in de wilde chaos die daar heerst aan te brengen. Ik zou er niet op gekomen zijn. Een pad door de wildernis hakken om wat van het uitzicht vrij te maken was er waarschijnlijk mijn grootste heldendaad geworden zonder haar niet aflatende drift om er een paradijsje van te maken.
Na de kaalslag moest er namelijk wel weer van alles teruggezet worden. Maar dan in een andere opstelling en met andere elementen. Het is al een hele kunst om beplanting te vinden die in dat hardvochtige klimaat wil aarden; maar ze weet er ook nog een fantastische variatie in aan te brengen. Want buiten hazelaars, es, vlier en een verwaalde prunus is er niet veel te vinden boven het maaiveld op 900 meter hoogte. Kortom zoals ons college van bestuur het wél graag ziet. Overzichtelijk, beheersbaar en vooral niet te kleurrijk.
Kan je daar even een esdoorn planten? Het lijkt een onschuldige vraag die ik de eerste keer beantwoordde met: natuurlijk, ga ik even doen. Inmiddels weet ik beter en heb me een barre des mines aangeschaft. Een ijzeren staaf van een kilo of 17 die tot aan mijn kin komt. De ene kant heeft een scherpe punt en de ander kant een afgeplat stuk. Een boompje planten is topsport.
De eerste keer begon ik op de aangewezen plek en schoof (zoals je dat bij ons in Nederland doet) bij het stuiten op een grote steen, een stukje op. Dat is erg dom in de Auvergne. Daar ligt er namelijk nog een en waarschijnlijk een nog grotere ook. Opschuiven is zinloos. Ik vraag alleen nog: Is dit de plek? Zeker weten? “Dan komt die hier!” Met ware doodsverachting stort ik me vervolgens op die plek tot ik zo’n twee uur later tussen een verzameling menhirs zit naast een gat waar het boompje twee keer in kan. Is er geen andere manier? Nee. Er is geen keus. Het onontkoombare, en de strijd die bestaat uit het zingen van de ijzeren barre, het wrikken van de steen en het hefboommoment zoeken om de steen uit het gat te tillen, polijst de ziel. Inmenging is onvergeeflijk. Ieder zijn taak… Ik heb geen verstand van tuinen inrichten.
Met weemoed denk ik terug aan de tijd dat het management van onze universiteit zich nog niet met uitvoering bemoeide.
Weer aan de slag Xander!
Baaierd.