Bureautjes voor scriptiebegeleiding

Dat studenten steeds vaker een beroep doen op bureautjes voor scriptiebegeleiding vindt Wilma Vollebergh zorgelijk. Het maakt diploma’s ongelijkwaardig en op het werk van die bureautjes is nauwelijks controle.

Er is de laatste tijd nogal wat te doen over het toenemend aantal scriptiebegeleidingsbureautjes. Kleine bureautjes bevolkt door docenten – hopelijk zelf toch echt ooit een keer afgestudeerd – die kwakkelende studenten moeten helpen bij het afronden van het belangrijkste werkstuk van hun opleiding: de masterthesis.

Over het waarom van de toename in deze bureautjes verschillen de meningen.  Oppervlakkige waarnemers zien hierin het falen van het onderwijssysteem: de docenten begeleiden onvoldoende en daarom moet de markt dit tekort opvullen. Hier zit een kern van waarheid in. De studieduur van een academische opleiding (bijvoorbeeld in de psychologie) nam af van 6 naar 4 jaar en alleen onnozelaars geloven dat je daarmee de oorspronkelijke kwaliteit kunt handhaven. Het is dus moeilijker om kwaliteit bij de masterscripties te realiseren, terwijl de kwaliteitseisen van de docenten – uit gewoonte, maar ook uit ambitie – moeilijk terug te schroeven zijn. Bovendien krijgen docenten inderdaad steeds minder uren voor hun onderwijs. Twee redenen om deze hypothese serieus te nemen. Maar de hypothese dat deze bureautjes ontstaan zijn om ook de zwakste studenten aan het felbegeerde diploma te helpen, ook als het niveau van de studie eigenlijk te hoog voor hen is, moet ook serieus genomen worden. Met het nog steeds groeiend percentage academisch geschoolde jongeren is een universitair diploma wel het minste om jezelf voor een steeds moeilijker te betreden arbeidsmarkt te kwalificeren.

Zorgelijker vind ik het bestaan van deze bureautjes überhaupt, en wel om twee redenen. In de eerste plaats brengt hun aanwezigheid een fundamentele ongelijkheid in diploma’s met zich mee. De masterthesis is de eerste proeve van bekwaamheid, die laat zien welk niveau een student in relatieve zelfstandigheid kan bereiken. Alle studenten hebben daarbij ongeveer evenveel begeleiding gekregen, de uren en supervisie-bijeenkomsten liggen bij ons gewoon vast. Op de diploma’s van klanten van begeleidingsbureautjes zou dus eigenlijk moeten staan: kan alleen met behulp van extra begeleiding een stuk schrijven. Maar dat staat er niet. Een tweede punt van zorg is de kwaliteit van deze bureautjes, die bij mijn weten door niemand gecontroleerd wordt. Wie werken hier? Hoe goed zijn deze mensen? Weten zij eigenlijk wel wat een bepaalde studie van de theses verwacht? Hoeveel geld vragen zij, en hoeveel kwaliteit mogen studenten voor dit geld verwachten?  Niemand regelt dit, en mijn eigen ervaring op dit punt doet het ergste vrezen:

Een van mijn studenten liet mij pas na de mislukte herkansing weten dat zij veel geld aan zo’n bureautje besteed had om haar te helpen bij het schrijven van het onderzoeksplan voor de masterthesis. Mijn begeleidingstijd had die van andere studenten al ruimschoots overschreden. Het onderzoeksplan dat zij onder begeleiding van het bureau afleverde was ver beneden de maat. Waar de beschrijving van het onderzoeksdesign normaal gesproken volgt op onderzoeksvragen en hypothesen, hadden deze lieden het bijvoorbeeld gepresteerd om haar de hypothesen te laten ontwikkelen als onderdeel van de beschrijving van haar meetinstrumenten. Ik herinner me als de dag van gister nog het gesprek waarin ik haar moest uitleggen dat haar stuk echt niet goed was. De extra herkansing die ik haar na dit verhaal bood om voor deze misbegeleiding te compenseren, mocht niet meer baten. En daar zat zij dan, met dikke tranen in haar ogen, een illusie en vele euro’s armer.

Nergens staat, dat studenten moeten meedelen dat zij deze bureautjes inschakelen. Nergens staat dat deze bureautjes kwaliteit moeten leveren. Zie hier in een notedop het probleem. Er zijn alleen verliezers.

Advertentie