Bursalen nee, beter promotietraject ja
Nederlandse promovendi vallen in het buitenland op door de manier waarop ze hun onderzoek kunnen uitleggen. Volgens Wouter Marra is het beter te experimenten met verbetering van het promotietraject dan de discussie over de bursalen weer op te rakelen.
De discussie om promovendi in Nederland via een beurs te belonen loopt al lang, en wakkert zo af en toe weer aan. Vorige week heeft de minister, na kritiek van de Raad van State, besloten om voorlopig niet door te gaan met het plan om een dergelijk systeem in te voeren. Dit besluit resulteerde in veel positieve reacties van voorstanders van het huidige Nederlandse systeem, waarin promovendi een salaris krijgen. Het belangrijkste argument tegen een bursaal systeem is dat het studenten afschrikt, waardoor nationaal en internationaal talent buiten Nederland zijn promotie gaat doen.
Tot zover niets nieuws. Echter, veel nieuwsberichten sloten af met de volgende opmerking: het ministerie gaat op kleine schaal experimenten om de effecten van een bursaal systeem in kaart te brengen. Zonde van de moeite! Er is al zat ervaring zat met bursale systemen buiten onze landsgrenzen. Laten we in plaats daarvan experimenteren met het verbeteren van het promotietraject!
Neem bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, waar promovendi het met een beurs moeten doen. Ik heb tweemaal het academische leven in Engeland mogen meemaken, een half jaar in Leeds voordat ik aan mijn promotieonderzoek in Utrecht begon en recent twee maanden in Hull. Ik kwam beide keren met medelijden voor de bursale promovendus terug. Promovendi zaten opgehokt, kregen weinig begeleiding en het eindresultaat is vaak een scriptie die achterin de bibliotheek staat te verstoffen.
Maar laat ik me niet concentreren op het slechte van daar, maar op het positieve van hier. De professor waar ik mee samenwerkte in Engeland noemde mij steevast ‘doctor’, hoewel hij heel goed wist dat ik dat niet ben. Mijn teller van aantal publicaties staat nog steeds op een indrukwekkende nul, dus wat dat betreft geen reden tot deze kwalificatie. Wat dan wel? Waarom beschouwde hij mij van hoger niveau dan zijn eigen promotiestudenten? Ik heb het hem maar gewoon gevraagd: het ging om vaardigheden zoals het uitleggen van mijn onderzoek bij de koffie, het maken van beslissingen maar ook gewoon het geven van een goede presentatie. En dat zijn vaardigheden die me actief worden geleerd tijdens mijn promotie: cursussen presenteren en wetenschappelijk schrijven, maar ook korte workshops als het schrijven van e-mails en het geven van korte ‘elevator talks’ over je onderzoek. Stuk voor stuk extra’s naast het onderzoek, waarmee je je als wetenschapper kan onderscheiden van de rest.
Deze extra-curriculaire cursussen worden aan diverse Nederlandse promovendi aangeboden, maar hangt erg af van hoe belangrijk de begeleider dit soort zaken vindt en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Deze perspectief verhogende extra’s zouden standaard aan iedereen aangeboden moeten. Het lijkt mij zinnig als je na je promotie een onderzoeksvoorstel kunt schijven. En hoeveel wetenschappers zijn er werkelijk in staat in twaalf minuten zijn onderzoek aan Matthijs van Nieuwkerk uit te leggen? Is dat niet een relevante vaardigheid? Ik stel voor dat de minister niet experimenteert met het goedkoper maken van promotietrajecten. Experimenteer met inhoudelijke verbeteringen zodat we niet meer, maar de beste wetenschappers afleveren.