China geeft geen garanties voor academische vrijheid
Amnesty International roept een gedateerd beeld op van China, zegt hoogleraar Rechten van de Mens Tom Zwart in zijn blog van 3 oktober. De discussie over mensenrechten wordt volop gevoerd in de collegezalen van de Chinese universiteiten. Nederland draagt daar een steentje aan bij, en zou hiermee vernieuwende wegen bewandelen om mensenrechten in China te bevorderen.
Dat er in China ‘hardop’ over mensenrechten wordt gesproken is een feit. Amnesty International steunt de oproep van academici en andere Chinese staatsburgers om meer respect voor mensenrechten al tientallen jaren. Een groeiende groep Chinezen streeft naar meer vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie, vraagt om politieke rechten, eerlijke processen, een einde aan martelpraktijken, corruptie en willekeur, kortom: om meer democratie en een goed functionerende rechtsstaat.
Dit streven kreeg vaste vorm met het manifest ‘Charta ‘08’, dat op 10 december 2008 door ruim 350 prominente Chinese personen werd opgesteld, waaronder intellectuelen als Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo, advocaten, schrijvers, journalisten, mensenrechtenverdedigers en gepensioneerde leden van de Communistische Partij. Het is inmiddels door meer dan 10.000 Chinezen ondertekend.
De reactie van de Chinese autoriteiten op Charta ’08 liet niet lang op zich wachten: Van de eerste 300 ondertekenaars is een aanzienlijk aantal voor kortere of langere tijd vastgezet of op andere wijze vervolgd. Liu Xiaobo werd twee dagen voor publicatie opgepakt en kreeg later elf jaar gevangenisstraf opgelegd. De verspreiding van het manifest is in China verboden.
De stelling van Zwart dat Liu Xiaobo vanwege ‘omverwerping van de staat’ is veroordeeld, en dat zo’n oproep in Nederland ook bestraft zou worden is volstrekt misplaatst. Op geen enkele wijze stuurt het manifest aan op 'omverwerping van de staat'. Charta '08 roept uitsluitend op tot meer democratie en respect voor mensenrechten. Liu maakte op vreedzame wijze gebruik van zijn grondwettelijke vrijheid van meningsuiting om voorstellen voor hervormingen te doen.
Daarmee oefende Liu impliciet kritiek uit op de staat, maar dergelijke kritiek is in een rechtsstaat als de onze niet strafbaar, evenmin als een voorstel tot hervorming daarvan. China is echter geen rechtsstaat en onafhankelijke rechtspraak is nog steeds toekomstmuziek. Zoals bij veel van dit soort processen was er sprake van politieke inmenging in zijn zaak. Een aanklacht als 'omverwerping van de staat' en andere ruim geformuleerde wetsteksten worden stelselmatig ingezet om critici van de overheid voor lange tijd op te sluiten. Ook dat is het echte China.
De vraag dringt zich op hoe groot de academische vrijheid in die Chinese collegezalen is. Het is goed te horen dat er in meer filosofische zin over mensenrechten gepraat wordt, maar hoe concreet kan het worden? Wordt er ook over Charta ’08 als een rechtstreekse route naar implementatie van mensenrechten gediscussieerd? Is de repressieve reactie van de overheid hierop onderwerp van gesprek? Wordt er gepraat over de vele wijzen waarop de Chinese overheid het advocaten onmogelijk maakt onafhankelijk te opereren, zoals bleek uit Amnesty’s onderzoek? Over het bloedbad op het Tiananmenplein? Tibet? En als deze discussies al worden gevoerd, welke effecten hebben die dan voor de Chinese gemeenschap buiten de universiteitspoorten?
Het antwoord is dat er geen enkele garantie is voor academische vrijheid in China. Universiteiten staan doorgaans onder direct toezicht van de Communistische Partij en die bepaalt voor een groot deel de grenzen. Dat blijkt niet alleen uit de detentie van Chinese academici, maar ook uit de weigering van de autoriteiten om kritische buitenlandse professoren toe te laten, zoals de 'Xinjiang 13' en grote deskundigen op het gebied van de hedendaagse politieke geschiedenis van China als Perry Link en Andrew Nathan.
Ook het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken meldt in haar mensenrechtenrapportage dat universiteiten, colleges en onderzoeksinstellingen beperkt worden in hun academische vrijheid, en dat zij doorgaans instructies krijgen discussies over gevoelige onderwerpen te mijden. Amerikaanse instituten worstelen openlijk met dit dilemma. Toen een Amerikaanse student van de John Hopkins University in Nanjing vorig jaar een artikel over Chinese protestbewegingen wilde publiceren bleek dat dit verboden was, en dat de academische vrijheid zich tot het klaslokaal diende te beperken. 'De missie van het centrum is om de relaties met China te versterken, en niet zozeer om gevoelige thema’s aan te snijden', zo luidde de reactie van het instituut op vragen over de academische vrijheid.
Maar er is ook positief nieuws: Zo meldde de Chinese universiteit van Hong Kong in Shenzhen deze maand dat het kritische studenten gaat opleiden. Het is nu maar te hopen dat deze prille, herontdekte academische vrijheid zich verder gaat uitbreiden en daadwerkelijk een rol kan gaan spelen in het bevorderen van mensenrechten in China.