De generatiekloof
De geur van een bruine kroeg als deze ken ik als Brabander goed. De witte, kanten gordijnen die voor het raam hangen maken de naam van de kroeg die ik instap onleesbaar. De bruine wandpanelen verhullen de biervlekken die ongetwijfeld op een witte muur zichtbaar zouden zijn geweest. De man achter de bar groet mij als een oude vriend en ik loop verder de Taverne in op zoek naar mijn vrienden. Een kapotte lamp voorkomt dat ik de volledige ruimte in mij op kan nemen. Als vrienden uit een Guus Meeuwis nummer staan de jongens mij op te wachten aan het einde van de bar.
Problemen van een andere generatie
Waar de een bijna arts is, is de ander ecoloog. Iemand heeft gekozen voor het bedrijfsleven, een ander gaat werken bij de gemeente. We vinden elkaar in het ontsnappen van de sleur. Terwijl een bal in een gat van de pooltafel verdwijnt, vertelt de barman over dat het vroeger allemaal beter was. Toen kostte een biertje nog één gulden en telde je voor een partijtje pool slechts een dubbeltje neer. We knikken instemmend maar hebben allen de guldentijd niet echt meegemaakt. De man begint over lagere pensioenen en de verhoogde AOW leeftijd. Onze generatie draait zich snel terug naar de pooltafel. Problemen van een andere generatie zijn nooit populair geweest.
We hebben het over onze eigen problematiek. Een enorme studieschuld, geen vaste contracten en de onmogelijke opdracht om een starterswoning te vinden. De een krijgt nog altijd wat toegestopt van de ouders, de ander ontvangt een aanvullende beurs om rond te komen. Een oudere man legt twee euro neer op de tafel en plaatst zich zo in de wachtrij.
Terwijl onze gesprekken gaan over klimaatverandering en kamernood onder studenten, gaan ze aan de bar verder over de slechte situatie in verzorgingstehuizen. Net als Henk Krol en een Bed & Breakfast lijken ook onze gesprekken niet verenigbaar. De problemen zijn niet per se nieuw, maar prioriteit en inlevingsvermogen lijken per generatie sterk te verschillen .
Rollend naar huis
Terwijl de jongere generatie het café aan de Twijnstraat verlaat, blijft de oudere generatie nog even zitten. Ik draai me om en kijk naar het kleine volkscafé, waar achter de ramen nog gediscussieerd wordt over de vraag welke premier het in de afgelopen 25 jaar nu precies verpest heeft. De jongens zeg ik vaarwel terwijl ik mijn Swapfiets uit het rek pak. Een man komt het café uit gelopen. Zijn rolator duwt hij voor zich uit terwijl hij met moeite een sjaal omslaat. Het licht van het Grolsch uithangbord valt op zijn gerimpelde gezicht terwijl hij me aankijkt. Zachtjes richt hij zich tot mij: ‘Gelukkig kunnen we beide rollend naar huis’.