De grote boekverbranding …
De boeken van hoogleraar Wilma Vollebergh passen niet in het huisvestingsconcept van haar nieuwe kamer. De verhuispolitie is streng.
Afgelopen week ben ik verhuisd. Over het nieuwe concept waaraan onze omgeving ondergeschikt is gemaakt had ik uiteraard al het een en ander gelezen, maar dat blijkt toch iets anders dan dit aan den lijve ondervinden. Je voegen naar het concept dat voor onze werkomgeving bedacht is, is bepaald een ‘uitdaging’.
Daags voor de verhuizing begon alles met een rondgang van de verhuispolitie, die als taak heeft onze vragen te beantwoorden, maar ook onrechtmatig gedrag van onze kant tegen te gaan. De door mij gestikkerde kast (stikker = aangeven naar welke kamer het gestikkerde meubilair toe moet) werd in no time van zijn stikkers ontdaan. Ontstikkerd worden is een hard gelag voor het meubilair dat dit treft. Ontstikkerd materiaal gaat naar de opkoper, die voor een habbekrats ons meubilair blijkt te hebben opgekocht, óók als dat – zoals in mijn geval – slechts vijf jaar geleden is aangeschaft, en ook als dat – zoals in het geval van mijn naaste collega – is aangeschaft uit zijn persoonlijke reservepotje. Gelukkig kon ik de verhuispolitie ervan overtuigen dat er voor mijn kast toestemming was gevraagd, en kon ik hem zo de vernederende gang naar de opkoper besparen.
Dat lag anders voor mijn prachtige vergadertafel met zes bijpassende stoelen, voor mij zo vanzelfsprekend behorend tot mijn meubilair dat toestemming niet was aangevraagd. Onverbiddellijk constateerde de verhuispolitie dat tafel en stoelen moesten achterblijven, óók omdat zij niet in het concept pasten. De zittingen van mijn stoelen zijn namelijk donkergroen. Gelukkig bleek de verhuispolitie bereid om alsnog een foto te maken en toestemming aan te vragen. Dat lukte: op de dag zelf bleek de tafel meeverhuisd. Maar mijn stoelen stonden eenzaam en ongestikkerd op mijn lege kamer op de opkoper te wachten. Afgedankt.
Eenzelfde lot trof grote stapels boeken. Digitalisering van onze kennis heeft niet kunnen voorkomen dat ik mijzelf happy voel tussen goedgevulde boekenkasten en ik ben niet de enige. Maar de boeken kunnen niet mee. Veel collega’s worden met mij overvallen door weemoed als zij grote stapels boeken naar de opruimtafel dragen. Ze passen niet meer in het concept, dat niet méér toestaat dan één dichte kast per bureau, met soms, zoals in mijn geval, nog een enkele boekenkast omdat ik als leerstoelhouder als enige van mijn groep alleen op een wat ruimere kamer mag zitten.
Maar jullie hebben toch zelf mee kunnen denken? Dat is waar ook. Ruim anderhalf jaar geleden heb ik onder leiding van iemand van een organisatiebureautje met veel verhuisexpertise meegedaan aan een discussiemiddag. Er volgden meer van dit soort seances, waaruit langzaam de wetenschappers verdwenen omdat die daar geen tijd meer voor konden maken. Zo werd het concept het resultaat van het denken door niet-wetenschappers, architecten en ander conceptrijk volk, dat daarvoor heeft doorgeleerd.
Toegegeven. Het ziet er allemaal prachtig uit nu. Eenvormig. Dichte kasten. Elegante bureaus. Soms een heel klein vergadertafeltje. Overal dezelfde conceptconforme stoelen, ook aan mijn zwaarbevochten vergadertafel. Glazen deuren zodat we de hele dag naar elkaar kunnen kijken als we over de gang lopen. Geen rommelkastjes. Geen boeken, of alleen verstopt in dichte kasten.
In de hal van mijn oude gebouw liggen de restanten van het oude concept. Zorgvuldig ontworpen proefschriften, volledige jaargangen van tijdschriften, liggen naast grote stapels boeken te wachten of iemand ze nog wil meenemen. Ze glanzen eenzaam en eerzaam in hun afgedankte status, als de laatste getuigen van de oude wereld. Er is geen opkoper meer die ze wil hebben.