De harde waarheid: er zijn veel en veel te veel studenten

Minister Bussemaker zwaait met ranglijstjes, maar ons universitaire onderwijs behoort tot het slechtste van Europa, meent student Maartje ter Horst.

Zeven uur college, per week. Eerstejaarsbachelorstudenten die college krijgen van derdejaarsbachelorstudenten. Presentielijsten die door tjokvolle hoorcollegezalen gaan. Huiswerkcontroles. Voortdurend samenwerken in groepjes, zodat er minder nakijkwerk is en slecht gemotiveerde studenten zich kunnen optrekken aan de rest. En dan, als na drie jaar van academisch nivelleren een huiveringwekkende scriptie wordt ingeleverd, er maar gewoon een zesje voor geven.

Wat te denken van de 'struikelvakken' - te moeilijk, en dus slecht voor het rendement - die worden opgespoord door speciale commissies. Het toppunt bereikte de afdeling politicologie van de UvA onlangs, met het betalen van docenten per scriptie. Het hoofd P&O legde uit waarom: "We moeten wel geld hebben om docenten mee te kunnen betalen en dat krijgen we alleen binnen wanneer onze studenten afstuderen."

Het zijn allemaal symptomen van één harde waarheid: er zijn veel en veel te veel studenten.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek rapporteert een explosieve toename in de afgelopen vijftien jaar. Waren er in 1998 nog 160.000 universitaire studenten, in 2012 waren dat er al 245.000. Een demografische reden is er eigenlijk niet; het aantal jongeren is in deze tijd niet zo sterk gegroeid. Heeft zich een miraculeuze, collectieve stijging van het IQ voorgedaan? Of zijn we zoveel slimmer geworden dankzij beter onderwijs? Het is moeilijk voor te stellen, daar het aantal universitaire medewerkers gelijk bleef: rond de 40.000. Tussen 2000 en 2011 verloor onderwijs ruim 4.000 fte's, terwijl onderzoek er meer dan 5.000 bij kreeg. Ondertussen werd er (tussen 2005 en 2010) nog wel geld gevonden voor 18 procent meer managers en 34 procent meer pr-medewerkers.

Met als gevolg: het aantal studenten per docent is bijna verdubbeld. En dat in slechts twaalf jaar.

Onlangs verscheen de nieuwe wereldranglijst van de Times Higher Education. De Nederlandse universiteiten deden het weer geweldig: twaalf van de dertien belandden in de top-200. Alleen de VS en het Verenigd Koninkrijk deden het beter. Minister Bussemaker kon haar geluk niet op: "Times Higher Education bevestigt dat het Nederlands hoger onderwijs tot de wereldtop behoort. Dat is niet eenmalig of toevallig, Nederland staat daar al jaren."

Maar schijn bedriegt. Achter het academische potemkindorp van schitterende ranglijstjes en blinkende folders vinden we een uitgehold onderwijsstelsel. De deelscores van de Times Higher Education-ranglijst laten zien dat Nederlandse universiteiten het vooral moeten hebben van hun citatiescores, derde geldstromen en onderzoeksactiviteiten. De onderwijsscores bungelen steevast onderaan. Een simpele rekensom wijst uit dat de gemiddelde score die Nederlandse universiteiten voor hun onderwijs halen (44,9) ver onder het gemiddelde van de rest van Europa ligt (48,2).

Minister Bussemaker roemt naar aanleiding van de ranglijst het 'Nederlands hoger onderwijs', terwijl het Nederlandse universitaire onderwijs tot het slechtste van Europa behoort. Het aantal docenten is de afgelopen tien jaar afgenomen met 13 procent. En dat terwijl het aantal studenten in dezelfde periode is toegenomen met 48 procent. Het aantal publicaties per onderzoeker is gelijk gebleven, maar toch wordt er meer gepubliceerd dan ooit. Het jaarlijkse aantal promoties steeg in de afgelopen tien jaar van 2.400 naar 4.000 en het aantal publicaties van 54.000 naar meer dan 70.000. Onderwijs is het ondergeschoven kindje geworden.

En toch, wonder boven wonder, wordt er steeds harder gestudeerd. Van de studenten die in 2002/2003 begonnen, had 42 procent na vier jaar een diploma; van de groep uit 2008/2009 was dat al 57 procent. Het resultaat mag er wezen: Nederland heeft het hoogste aantal hoogopgeleiden van Europa, en dat terwijl de Nederlandse student relatief lui is. Met 31 uur studie per week zijn alleen de Tsjechische en Finse student nog luier.

Of geldt hier ook het Marktplaats-principe 'als iets te mooi lijkt om waar te zijn, dan is het dat ook'? Het aantal studenten is toegenomen, het aantal docenten afgenomen en studenten zijn 'sneller gaan studeren'? Er is maar één conclusie mogelijk: de kwaliteit holt achteruit. De diploma-inflatie rukt op. Chris Lorenz, hoogleraar geschiedfilosofie aan de VU, vatte het probleem in deze krant treffend samen: "kwaliteit is verworden tot kwantiteit".

Gaat er dan nergens een belletje rinkelen? Gelukkig wel. In september van dit jaar kwamen vier hoogleraren met een stevig manifest: Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is. De auteurs stellen onomwonden: "Universiteiten leveren steeds meer afgestudeerden af. Maar die zijn nogal eens van discutabele kwaliteit en hebben beperkte kansen op de arbeidsmarkt. Het ideaal van hoger onderwijs voor velen zonder adequate financiering heeft de kwaliteit van het onderwijs verslechterd."

Er moet nu iets gebeuren. Beperk de toestroom van het aantal studenten, roep de perverse financiële prikkels een halt toe, betaal voor kwaliteit in plaats van kwantiteit, pomp überhaupt meer geld in hoger onderwijs en maak het weer de intellectuele vrijplaats die het ooit was. Of, als de ranglijstjes echt het enige zijn wat ertoe doet: stop maar helemaal met onderwijs geven. Dat levert vast weer een boel extra publicaties op.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de Volkskrant van zaterdag 2 november.

Advertentie