De homo stupidus begrijpt de wereld niet

We kennen de relativiteitstheorie van Einstein, maar echt begrijpen doen we het fenomeen tijd niet. Volgens Bert Theunissen is de mens te dom om de wereld echt te begrijpen.

Met een drukbezochte Nacht van Descartes nam  Dennis Dieks onlangs afscheid als hoogleraar Filosofie en grondslagen van de natuurwetenschappen. Aan het eind van de Nacht ging de zon niet op maar werd het nog duisterder. Dat we ooit precies zullen begrijpen hoe de wereld in elkaar steekt, daar gelooft Dieks niet in.

Dat begrip is eigenlijk niet zo belangrijk. De wetenschap gaat voort, en we krijgen steeds meer grip op de wereld. Daarvoor hoeven we helemaal niet te weten wat zich op het meest fundamentele niveau afspeelt, wat het spul waaruit de wereld bestaat nu eigenlijk is. De Nacht ging over kantelpunten in de natuurkunde. Maar eigenlijk tekenden zich de grenzen van de natuurkunde af.

Met praten over grenzen moet je oppassen. Al vaker dachten natuurkundigen dat ze wel zo’n beetje wisten wat er te weten viel en dat het een kwestie was van details invullen. Zo’n stemming heerste er eind negentiende eeuw. En toen kwamen een paar jaar later de relativiteitstheorie en de kwantummechanica. Maar het gaat nu toch om iets anders. Het is niet zozeer dat we klaar zijn, maar dat we op het punt van dieper begrip niet verder kunnen komen.

Anderzijds hebben we de grenzen van het begrip natuurlijk al veel eerder bereikt. Met de kwantummechanica valt goed te werken, maar met random verschijnselen, gebeurtenissen zonder oorzaak, kunnen onze hersenen niet overweg. We zijn gewend aan Einsteins relativiteitstheorie, maar begrijpen dat tijd relatief is, dat kun je niet echt vatten.

Eigenlijk begrijpen we tijd als zodanig ook niet, en als je even doorgaat begin je je af te vragen wat we eigenlijk wel begrijpen. Ik herinner me hoe ik voor het eerst aan de geloofwaardigheid van het bestaan van de hemel  begon te twijfelen. Ik was een jaar of tien en lag in bed. Fantaserend over hoe het leven na de dood er uit zou zien, overviel me opeens de gedachte dat het verblijf in de hemel voor altijd is, voor eeuwig en eeuwig. Stel dat het daar niet leuk is? Je kunt niet weg, het gaat maar door. En ook als het wel leuk is kan het toch niet oneindig lang leuk blijven, er komt toch een moment dat je het  wel gezien hebt? Maar dat kan niet, want het paradijs is paradijselijk en letterlijk eindeloos. Eindeloos, ik kreeg het er benauwd van.

Een paar jaar later, bij natuurkunde op de middelbare school, begon me te dagen dat het probleem in ons begripsvermogen ligt. Er is zoveel dat we gewoon vinden maar totaal niet begrijpen: dat de wereld een begin heeft, het hele idee van oneindigheid, dat er überhaupt iets is en niet niks - allemaal onbevattelijk voor onze hersenen. 

Die hersenen, leerde ik later bij biologie, zijn daar ook helemaal niet voor gemaakt. Ze zijn geëvolueerd om een sociale aap in de struggle for life op de been te houden. De beperkingen die dat meebrengt, blijken al bij heel gewone dingen. Terwijl we bijvoorbeeld wel complexe sociale situaties kunnen inschatten, is ons gevoel voor eenvoudige kansberekening bar slecht. (Zelfs wiskundigen struikelen over het driedeurenprobleem).

Dus waar praten we over? Onze hersenen zijn gewoon te dom om de wereld te begrijpen.  Kennis is macht. Maar kennis leidt niet tot het ultieme begrip.

Advertentie