De muisican stand-off
Ik bel mijn vader op: “Pap, ik heb een moord gepleegd.” “Jaaa?” Ik vertel dat in het eeuwige muizenprobleem van ons studentenhuis mijn huisgenoten zijn aanbeland in een nieuwe, wredere fase: lijmplankjes. Ik was erop tegen maar uiteraard geschiedt het lot zo dat juist ik, Irem de Partij voor de Dieren-stemmer, een levende muis aantref op een lijmplankje.
De spartelende muis is niet alleen, maar wordt omringd door een dode muis die is bevallen op de lijmplank. Het tafereel is weerzinwekkend: een trillende, gillende studente die een lijmplankje vasthoudt waarop een muis levend spartelt, eentje dood ligt en waar zeven roze blobjes die tot muizen hadden kunnen uitgroeien plakken. Het is om te kotsen. Ik kan het niet over mijn hart krijgen om de muis daar te laten versterven en zoek een grote steen en sla hem dood. Als ik vlees kan eten, moet ik ook een dier kunnen doden.
Muizen zijn kut
Terug naar het belletje. Mijn vader foetert mij uit: “Neppe Partij voor de Dieren-stemmer.” “Jaha pap ik kies hier niet voor, het zijn mijn huisgenoten.” Mijn vader heeft geen boodschap aan mijn passieve bystander-effect-gedrag. “Irem, dit kan echt niet.” Ik zucht, wellicht meer gedreven door mijn vaders harde morele oordeel dan de muizenlevens besluit ik campagne te voeren tegen de lijmplankjes. Maar wel op een hele ‘muizige’ manier. Ik begin één voor één mijn huisgenoten te corneren en een verhitte monoloog te houden waarom we móeten stoppen met de lijmplankjes.
Sommige zijn het wel met mij eens over de wreedheid, maar die muizen zijn zoooooo ongelooooofelijk kut! We hebben al het andere al geprobeerd. Dit is onze laatste optie. Ik moet denken aan mijn lessen over dierenethiek en specifiek Jeremy Bentham’s stelling dat aan dieren rechten verleend moeten worden op basis van hun capaciteit om te kunnen lijden en dus niet hun intelligentie. Fijn, nu faal ik naast de muizen en mijn vader ook nog de filosofie.
Tot hier en niet verder
Gesterkt door een diepe zucht naar goedkeuring van mijn vader en de filosofie, en een ieniemienie beetje eigen wil, weet ik het zeker: ik moet dit lijden nú stoppen. Ik zoek in het huis naar alle lijmplankjes en gooi ze één voor één weg. Tijdens mijn zoektocht realiseer ik dat een van de laatste lijmplankjes in de woonkamer ligt, maar fuck daar zit de huisgenoot die het niet met mij eens was. En silly me durft het gesprek niet aan te gaan.
Hoe ga ik dit doen? Snel en stiekem. Het is kinderachtig, maar dit is de enige manier. Ik ren als een gek de woonkamer in, hij kijkt mij recht in de ogen, ik pak al terugkijkend het lijmplankje en ren weer weg. Beiden spreken wij er daarna geen woord meer over. De lijmplankjes heb ik inmiddels bijna allemaal weggegooid en ik voel mij goed over mezelf. Ik ben tegen de massa ingegaan, ik durf te zeggen: “tot hier en niet verder”.
Maar het is niet zonder consequenties… Ik zit in mijn kamer en ik hoor gepiep. Een muis kijkt mij aan, ik kijk terug. Het is een lange intense blik, beiden wegen we onze opties: fight or flight? De muis verdwijnt en doet verder zijn ding, en ik doe net alsof ik haar niet heb gezien. Vandaag zit ik in de roes van mijn ontkenningsfase en bestaat het muizenprobleem niet. Op naar de volgende ronde.