De versporting van de universiteit

Op de universiteit heerst een topsportmentaliteit. We willen hoog in de ranglijsten staan. Maar volgens Frank van Eekeren kan dat ten koste gaan van de jeugdsport, zoals bijvoorbeeld de opleiding van promovendi.

Ruim twintig jaar geleden schreef socioloog Bart Crum over ‘de versporting van de samenleving’. Daarmee doelde hij op de onstuitbare, culturele opwaardering van sport. Sinds de verschijning van Crums boek heeft de versporting stevig doorgezet: Media berichten meer over sport, ‘sneakers’ beheersen het straatbeeld en ons taalgebruik is doordrenkt met aan sport gerelateerde termen.

Zelfs de universiteiten, voorheen toch vooral van de geest en minder van het gezonde lichaam, ontkomen niet aan de trend. Zo was het twintig jaar geleden nog academische zelfmoord om onderzoek te doen naar sport, maar inmiddels zijn er tientallen hoogleraren, diverse master-opleidingen en het landelijk netwerk Sport & Society met bijna 100 onderzoekers. Sport is verworden tot een maatschappelijk fenomeen dat de moeite waard is om te bestuderen. En daarbij mogen best trimschoenen gedragen worden.

Ook in haar taalgebruik versport de universiteit- al beperkt zij zich daarbij vooral tot jargon uit de topsport. Want de universiteit gaat voor goud, wil een koppositie, investeert in kampioenen. En daarbij laat de universiteit zich net als de sport leiden door ranglijsten. De Shanghai Ranking, de Times Higher Ranking, de Leiden Ranking: ze zijn voor de academie als de Olympische Medaillespiegel voor de internationale sport.

De universitaire focus op presteren moet, analoog aan topsportprogramma’s, leiden tot zichtbare prestaties. Daarbij is een topsportmentaliteit van haar medewerkers vereist. Maar de sport leert ook dat er aan deze focus en mentaliteit gevaren kleven. Monomaan succes najagen kan het zicht op wat maatschappelijk geaccepteerd is flink vertroebelen. Denk aan Armstrong, zie Stapel.

Maar groter nog is het gevaar van ‘scorebordjournalistiek’. Voetbaltrainer Co Adriaanse introduceerde deze term nadat journalisten hem afrekenden op de uitslag van een wedstrijd en de stand op de ranglijst. Terwijl hij juist oog had voor de ontwikkeling van zijn team en van de individuele, jonge spelers. Op een vergelijkbare manier kunnen bijvoorbeeld promovendi last hebben van ‘scorebordjournalistiek’. Vaak hebben deze onderzoekers en hun begeleiders, onder druk van de ranglijst, al in een vroeg stadium van de opleiding vooral oog voor publicaties - niet het enige criterium om iemands academische ontwikkeling aan af te lezen.

De versporting van de universiteit zou daarom niet alleen geïnspireerd moeten zijn door de topsport. Ook in de jeugdsport of de lichamelijke opvoeding valt veel inspiratie op te doen. Het toepassen van waarden uit top- én breedtesport zou kunnen leiden tot een echt ‘sportieve’ universiteit: een topclub die een zo hoog mogelijke klassering in de competitie nastreeft én faire opleidingskansen biedt.

Advertentie