De vierde taak van Dijkgraaf
Wetenschap heet steeds vaker een hobby van grachtengordelbewoners te zijn en dan heb je, aldus columnist Marian Joëls, iemand als Robbert Dijkgraaf nodig die aanhoudend duidelijk maakt dat wetenschap fascinerend, noodzakelijk en inspirerend is.
Voor een volle zaal met genodigden nam Robbert Dijkgraaf afgelopen week afscheid als president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Vier jaar lang heeft hij met niet aflatende energie dit forum van wetenschappers geleid, gevraagde en ongevraagde adviezen naar buiten gebracht, en gestaan voor de instituten die onder de vlag van de KNAW onderzoek doen. Maar datgene waarmee hij de geschiedenis in zal gaan, is een vierde en niet eerder benoemde taak van de KNAW, namelijk het aanhoudend duidelijk maken dat wetenschap fascinerend, noodzakelijk en inspirerend is. Natuurlijk, voorgangers –en zeker Frits van Oostrom- hebben dit ook met veel verve betoogd, maar pas met Robbert Dijkgraaf heeft het de grote massa bereikt. Hij deed dat bevlogen, jongensachtig, innemend en, zoals premier Rutte raak typeerde, met een overzichtelijk ego.
De tijd dat wetenschap bedreven werd door bedaagde oudere heren met een grijze baard ligt nog niet zo ver achter ons. Als je tijdens een promotie in het Utrechtse academiegebouw om je heen kijkt naar de portretten op de muur wordt dat onderstreept. Zelfs vijftig jaar geleden was dit nog het overheersende beeld: de kamergeleerde die zich verstrooid en op de tast door het dagelijks leven bewoog, in gedachten steeds bezig met de verheven wetenschap die, uiteraard, niet begrijpelijk was voor de rest van het volk.
Langzamerhand is het beeld gekanteld. De hoogleraar van nu is eerder een snelle manager, die geroutineerd in de media uitlegt waar de belastingcenten aan besteed worden. Er is een oververtegenwoordiging van goedgebekte professoren die op de luisteraar, kijker of lezer worden losgelaten, want de geleerde die hakkelend kond doet van zijn of haar onderzoek, gebruik makend van jargon en veel slagen om de arm houdt vanwege de onzekerheid in de wetenschap, zo’n onderzoeker wordt niet snel opnieuw uitgenodigd door de journalisten. Het voordeel is dat onderzoek op deze manier inderdaad dichter bij de niet-wetenschappers wordt gebracht. Maar het geheel komt nu soms wel wat erg eenvoudig en triviaal over, zodat gaandeweg de wetenschap iets van zijn glans en zijn streven naar het onbereikbare heeft verloren.
Populistische opinieleiders hebben dit beeld nog verder afgetakeld. Wetenschap heet in toenemende mate een hobby van grachtengordelbewoners te zijn, een geldverslindende nutteloze bezigheid van potverteerders met een gat in hun hand. ‘We weten wel genoeg’, zeggen deze opinieleiders, ‘laten we eerst maar eens die kennis ten nutte maken voordat we nog meer investeren in nieuw onderzoek. Playtime is over.’
Het vraagt iemand van Dijkgraafs kaliber om gestaag tegen deze stroom in te roeien. Om niet alleen het nut van ‘nutteloze’ wetenschap te benoemen, maar ook grote lagen van de bevolking hiervan te overtuigen. Eén miljoen mensen keken naar zijn openbaar college op de televisie en een veelvoud daarvan heeft erover gehoord. De kijkers ervoeren weer even dat gevoel dat je als kind soms hebt: dat er nog zoveel fantastische dingen te ontdekken zijn, dat je alleen maar op reis hoeft te gaan in de wetenschap om meegesleept te worden in die zoektocht. Noem het romantisch, maar het is de vonk waarmee de mensheid al millennia lang zichzelf vooruit heeft gedreven, van jager en verzamelaar tot digitale globalist. Om die boodschap over te brengen en te laten resoneren in zoveel mensen is niet veel onderzoekers gegeven. Nederland heeft vier jaar kunnen genieten van deze bijzondere gave van Dijkgraaf.
Zijn opvolger, Hans Clevers, heeft als onderzoeker al bewezen de vonk te bezitten en gaf in zijn inaugurele rede als president aan dat hij deze vierde taak van de KNAW nadrukkelijk wil oppakken. Wij kunnen hem daar alleen maar succes bij wensen, want de wetenschap kan het de komende jaren niet zonder deze evangelisten stellen. Wij, de discipelen, staan klaar om hem daarbij te helpen.