De waarde van de geesteswetenschappen
Het onderzoek van de geesteswetenschappen heeft onvoldoende maatschappelijk nut, kreeg Chantal van Elden te horen tijdens college. Ze denkt dat samenwerken met andere disciplines kan helpen om beter inzicht te krijgen in de samenleving.
Tijdens het laatste college van het blok vertelde onze docente ons dat het, als het aan de EU ligt, voorbij is met “knowledge for knowledge’s sake.” Dit kreeg ze te horen tijdens een conferentie over Horizon 2020: het grootste onderzoeksprogramma van de EU ooit. Iedereen kan bij dit programma financiering voor onderzoek aanvragen, maar een onderzoeker zal de beurs alleen krijgen als het onderzoek duidelijke maatschappelijke waarde heeft.
Mijn docente, media-antropologe, had er weinig vertrouwen in dat haar onderzoek door Horizon 2020 als maatschappelijk waardevol beoordeeld zou worden – evenals het onderzoek van veel van haar collega’s in de geesteswetenschappen.
Dit deed me denken aan een artikel dat ik onlangs heb gelezen in The Guardian. In dit artikel wordt de waarde van geesteswetenschappelijk onderzoek betoogd – een waarde die over het algemeen onderschat wordt. De crux van deze waarde is, aldus Gretchen Busl, de auteur van het artikel, dat geesteswetenschappelijk onderzoek ons de wereld beter laat kennen. Ethische problematiek; de discoursen die ongelijkheden in stand houden; het doorgronden en duiden van maatschappelijke trends en machtsstructuren – hoe zijn deze zaken niet waardevol voor de wereld buiten de universiteit?
Natuurlijk moeten de binnen de universiteit vergaarde inzichten dan wel echt de maatschappij bereiken, iets wat volgens Busl onvoldoende gebeurt, en ook onvoldoende gestimuleerd wordt. Het aanmoedigen van het schrijven van toegankelijke, populairwetenschappelijke boeken en stukken voor kranten en andere media zouden hiervoor een oplossing kunnen zijn. Daarnaast zou er volgens Busl meer samenwerking moeten zijn tussen geesteswetenschappers en maatschappelijke spelers.
Maar misschien is dit nog niet genoeg. Misschien is het niet alleen nodig om de brug tussen de geesteswetenschappen en de wereld buiten de universiteit te verkleinen, maar om ook binnen de universiteit meer bruggen te slaan. Want is niet al het wetenschappelijk onderzoek gericht op het kennen van de wereld? En zouden verschillende disciplines elkaar daar niet meer bij kunnen helpen dan nu het geval is?
Natuurlijk ben ik maar een student, met weinig kennis van de interne werkingen van de universiteit, maar in mijn eigen onderzoeksgebied (digitale media en cultuur), dat erg gericht is op multidisciplinariteit, merk ik zeker de voordelen van een ‘hybride’ onderzoeksaanpak. Er wordt onderzoek gedaan naar de meest uiteenlopende onderwerpen op basis van allerlei verschillende methodes en theorieën, waaronder ook theorieën afkomstig uit niet-geesteswetenschappelijke vakgebieden als antropologie, psychologie en informatica. Dit leidt tot vernieuwende, hybride onderzoeksvormen.
Ik kan me dan ook goed voorstellen dat er universiteitsbreed veel te winnen valt bij een nauwere samenwerking tussen verschillende disciplines, om op gezamenlijke wijze bepaalde maatschappelijke problemen op te lossen. Aangezien verschillende onderzoeksmethodes geschikt zijn voor het beantwoorden van verschillende vragen en het creëren van verschillende soorten kennis, kan er, op het moment dat een bepaald fenomeen vanuit verschillende methodes benaderd wordt, tot uiteenlopende inzichten gekomen worden. Zo kan onderzoek elkaar aanvullen – zowel binnen als tussen disciplines.
Dat gezegd hebbende, is maatschappelijk nut natuurlijk niet zaligmakend. Alleen nog maar onderzoek uitvoeren waar ‘vraag’ naar is, klinkt nogal verstikkend, alsof het creativiteit in de weg zal staan, en daarmee op den duur de wetenschappelijke vooruitgang. Daarom pleit ik ook hier voor hybriditeit. Wat de geesteswetenschappen (en universiteiten in het algemeen) nodig hebben, is denk ik niet alleen nauwere samenwerking tussen vakgebieden, en tussen de geesteswetenschappen en de maatschappij, maar ook de vrijheid om zelf vragen te mogen blijven stellen, zelfs als het nut van het antwoord de meeste niet-geesteswetenschappers op het eerste gezicht zal ontgaan.