Duits is zo moeilijk niet, toch?
Het lijkt makkelijk om de taalbarrière tussen Nederlands en Duits te overbruggen. Duits is ongeveer hetzelfde, maar dan harder en met meer umlauten - denk je. Dat valt nog vies tegen, zelfs na twee maanden hier. Berlijn loopt over van de stads- dan wel plattelandsdialecten, watervlugge straattaal, zangerige oosterse accenten, en mensen die expres hun klinkers inslikken om jou te pesten. Het helpt om te doen alsof je echt helemaal geen Duits spreekt, maar ik wil me niet gewonnen geven.
Ik was in het bos om de herfst van dichtbij te bekijken toen ik een groepje vrouwen tegenkwam. Het waren drie sportieve oude dames op wandelschoenen, en een mottige teckel in een regenjas. Eén van de vrouwen liet een landkaart uit haar rugzak vallen, en ik bukte om hem op te rapen, vastberaden om nu eens goed te oefenen. “Mevrouw...du hast... Sie bedoel ik natuurlijk...haha... ietwas verloren?”
De vrouw nam haar kaart aan en snauwde me iets toe met een stem als een grindpad. Ik had het verdiend. Ik kon geen normaal woord uitbrengen.
Ik stoof beschaamd vooruit om een eindje verderop op een boomstam te gaan mokken. Ik dacht aan videobeelden die ik van mezelf had gezien, van vroeger in Berlijn, toen ik nog Duits sprak in een keurig kinderstemmetje. Wat een vervreemdende ervaring om jezelf een taal te horen spreken die je niet meer beheerst. Een bizarre horrorfilm waarin een kind wordt bezeten door een frisse Duitse nieuwslezeres.
Ik keek op en merkte dat de dames en hun teckel naast me waren komen zitten. Straks probeerden ze met me te praten, en dan was het gedaan, moest ik me er weer van afmaken met een verslagen “Ich spreche leider kein Deutsch…”
Ik maakte me klaar om te vertrekken toen ik het gesprek naast me opving, dat leek te bestaan uit zucht- en smakgeluiden. Verbaasd keek ik toe hoe de drie vrouwen met handen en wenkbrauwen naar elkaar gebaarden. Eentje bukte en wenkte geruisloos de hond, die geroutineerd aan haar voeten kwam liggen. Doof, ze waren allemaal doof! Dat kan ook nog, zeg.
Opgelucht stapte ik weg en zwaaide ik naar het gezelschap. Nooit zouden ze weten dat ik nog steeds geen Duits kon. Ik werd vriendelijk toegekraakt. Ik riep terug, “Dág mevrouwen! Dág lieve hond!”