Een dag niet gelachen...
De conducteur in de trein naar Utrecht heeft een Hercule Poirot-snor met omhoog gekrulde puntjes. Als we er bijna zijn schalt hij een versje door de luidspreker:
"Goedemiddag dames en heren, jongens en meisjes, opa's en oma's, neefjes en nichtjes, ooms en tantes, vaders en moeders, broertjes en zusjes, schoonvaders en schoonmoeders, achterkleinzonen en achterkleindochters, wij naderen de stad Uuuutrecht. Denkt u bij het verlaten van de trein om uw jas, paraplu en hoed, anders ligt-ie straks bij het verloren goed!"
Ik mopper: dit is een stíltecoupé.
Op de Uithof stuur ik een mailtje naar het bachelor-groepje dat ik begeleid. Ik herinner hen aan de deadline voor hun thesis, die volgende week al is. Tien minuten later reageert één van hen:
Hi girls,
mailtje van Madelijn gezien? Wat een bitch. Had ze dat niet eerder kunnen zeggen van die deadline?
Kiss, Jeanette
Ik mail haar de tip om ‘Reply all’ uit te zetten.
In het kantoor naast mij discussiëren de IT-ondersteuners al de hele ochtend over welk systeem beter is: Playstation of Xbox. Vlak voor 12 uur bereiken ze de conclusie dat je vooral moet checken op welk systeem je vrienden spelen, dat maakt de keuze gemakkelijker. Dan zegt de één: “Hèhè, ik ben toe aan pauze”, en ze vertrekken naar de kantine.
Zucht.
Tijdens de lunchvergadering geeft een collega een PowerPointpresentatie over de mogelijkheden van Horizon 2020. Zijn bovenlip is nat van het zweet. Een collega fluistert in mijn oor dat het verhaal wat weinig powerful is, en ook niet echt een point maakt.
Ik snap niet wat hij bedoelt en kijk hem vragend aan.
Die middag geef ik college. Via de beamer kan de hele zaal meekijken terwijl ik op zoek ga naar de collegeslides die ik naar mezelf had gemaild. Juist op dat moment komt er een spam-mail binnen over ‘oneindige nachten met super-krachtige Viagra’. De titel komt groot in beeld. De zaal lacht.
Wat is er zo grappig?, denk ik. Heb ik iets gemist?
De dag eindigt met een oeverloze vergadering met collega’s. Het gaat over een congres wat één van ons moet organiseren, maar geen van ons heeft daar zin in. Na anderhalf uur praten hebben we nóg niemand aangewezen. De sfeer is gespannen. Dan klinkt het geluid van een kwakende kikker. Mijn ringtone. Ik zet mijn telefoon uit, en het is weer stil. Dan begint één collega te gniffelen. Twee anderen beginnen ook te lachen. Plots heeft iedereen de slappe lach, behalve ik. Vijf minuten later is de stemming opgeklaard. “Weet je wat, ik organiseer dat congres wel,” zegt iemand. “Ik help mee,” zegt de ander. Ik weet niet wat ik hoor.
Deze dag heeft nooit echt plaatsgevonden, gelukkig. Het is een gedachte-experiment over hoe het zou zijn om een dag zonder humor te leven. Wat deprimerend!