Een feest van vage herkenning

Zweden en Nederland. Hoewel de twee landen veel op elkaar lijken, is er niet echt een warme band te ontdekken, zegt Ruben Dieleman die nu al een collegejaar lang in Zweden studeert. En ondanks Douwe Bob lijkt Zweden Nederland nog steeds niet echt goed te kunnen plaatsen.

‘Wat merk je van de verschillen tussen Nederland en Zweden?’ Die vraag wordt mij best vaak gesteld. Dan stamel ik wat over de uitgestrekte landschappen alhier, over de linkse politieke hegemonie, of over de hoge levensstandaarden en –kosten. Een écht antwoord blijf ik verschuldigd. Eigenlijk lijken we best op elkaar, maar toch hebben we niet zo veel met malkander, als landen.

‘The Swedes and the Dutch were made for each other’, zo luidt de titel van de bundel die twee jaar geleden werd gepubliceerd om 400 jaar Zweeds-Nederlandse betrekkingen te vieren. In 1614 vestigde een Zweedse diplomatieke delegatie zich in Den Haag. Bij lezing van het boek blijkt dat de 17de eeuw eigenlijk ook meteen veruit de meeste hoogtepunten in ons wederzijds contact bevatte. Sindsdien is er nog weleens een Nederlandse troubadour (Cornelis Vreeswijk) of een Zweedse voetballer (Zlatan Ibrahimovic) geweest die de landen deden herinneren aan elkaars bestaan, maar om nou te zeggen dat Nederland en Zweden best friends forever zijn – kweenie.

Een aanzienlijk aantal Nederlanders koestert tegenwoordig wellicht een Scandinavische droom, ver weg van de eindeloze Randstedelijke vinexhorror en Hollandse brutaalheid en Geert Wilders. Wellicht fantaseren ze erover om te wonen in zo’n typisch houten, rood-met-wit huisje aan de stille bosrand, in een pittoresk gehuchtje dat louter uit hoogblonde, blozende houthakkers bestaat. En verrek, dat beeld is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Daarbuiten is de voorstelling die de gemiddelde Nederlander van Zweden heeft waarschijnlijk tamelijk beperkt. Wij weten het land tenminste nog te liggen.

De Zweden halen hier hun schouders op. Om een paar voorbeelden te noemen: ik vroeg een Zweedse huisgenoot om haar beeld van ons landje aan mij te beschrijven. Enthousiast vertelde zij hoe graag ze eens naar Nederland zou willen gaan om onze bergen te beklimmen, vermoedelijk denkend aan de Zwitserse Alpen.

Vriendelijk geïnteresseerd vraagt vrijwel iedere (!) Zweed die ik hier ontmoet uit welk deel van Duitsland ik kom als ik zeg dat ik ‘Dutch’ ben. Oké, het is wat verwarrend, zo in het Engels, maar als ik me vervolgens verduidelijk en vertel over ‘The Netherlands’ oogst ik nog steeds wazige blikken. Amsterdam, ja, daar is een enkeling eens geweest, maar veel herinnert die zich daar hoegenaamd niet van. Nederland (en België al helemaal) is terra incognita.

De meeste Nederlanders zouden niet opvallen in de Zweedse straten. Andersom zullen Zweden ook prima opgaan in de Hollandse massa, denk ik. Buiten de verschillen in landschap en bevolkingsdichtheid zou ik, na bijna een jaar in Göteborg te hebben gewoond en me te hebben ingelezen over de Zweden, wel durven zeggen dat we op veel vlakken behoorlijk gelijk zijn: politieke cultuur, Calvinistische achtergrond, diensteneconomie, verzorgingsstaat, zelfs op het gebied van gelijkheid zelf.

Ook onze talen vertonen een aanzienlijke mate van gelijkenis: wekelijks leer ik nieuwe woorden die onze gemeenschappelijke proto-Germaanse wortels blootleggen. Maar wellicht liggen we geografisch te ver uiteen om echt sterke, dan wel oppervlakkige verwantschap te voelen, laat staan broederlijke twist te hebben. Daar hebben de Zweden de Denen al voor. En zo blijft het Zweeds-Nederlandse contact een feest van vage herkenning.


Dit is de laatste aflevering van UU'er in het buitenland van dit collegejaar. Wil jij het komende collegejaar voor DUB bloggen vanaf je studie of stage in het buitenland? Het maakt niet uit of je drie maanden of een heel jaar over de grens zit. Het idee is dat je elke vier weken een blog schrijft.  Interesse? Mail Gwenda op G.Knobel@uu.nl.

Advertentie