Een fietsongeluk
Vorige week donderdag ging ik onderuit op de Heidelberglaan. Ik fietste met een noodvaart richting het Bestuursgebouw voor een afspraak waar ik bijna te laat voor was. Ik draaide af terwijl een scooter mij juist inhaalde. We haakten in elkaar en bam, daar lagen we.
Woedend trok de bestuurder zijn scooter overeind. ‘Geef dan ook richting aan!’ De studenten die waren toegesneld om te helpen deinsden terug. ‘Sorry,’ bracht ik verschrikt uit. Had ik mijn arm niet uitgestoken? Niet dus, blijkbaar. ‘Gaat het? Heb je schade?’
Ik schatte de jongen rond de 17. Hij keek naar zijn scooter. Een elegant, roomwit voertuig met blinkende metalen details. ‘De remgreep is afgebroken,’ zei hij. Hij schold een paar keer hard en keek me geïrriteerd aan. ‘Schrijf even je gegevens op. Dan vraag ik mijn verzekering om contact met je op te nemen,’ zei ik.
Ik ging op mijn hurken zitten en zocht in mijn tas naar pen en papier. Mijn handen trilden nog van de schrik en ik voelde me duizelig. Het duurde lang voordat ik iets kon vinden.
‘Heb ik een wond op mijn voorhoofd?’ hoorde ik plotseling boven me, ‘ik voel iets hier.’ Ik keek op. Hij wees naar een plek boven zijn rechterwenkbrauw. Daar zag ik een hele lichte schaafwond, het was nauwelijks zichtbaar.
‘Alleen een beetje geschaafd,’ zei ik. Ik vond een spiegeltje in mijn tas en gaf het hem. Hij keek erin en ik zag zijn schouders ogenblikkelijk ontspannen. ‘Bedankt,’ zei hij, veel zachter nu, en gaf het spiegeltje terug.
Onderin mijn tas zat een oud boodschappenbriefje en een potlood. Iets beters had ik niet. ‘Hoe heet je?’ vroeg ik. ‘Kalid.’
‘Kalid, wil je je naam, telefoonnummer en e-mailadres op dit briefje schrijven? Dan kan mijn verzekering contact met je opnemen.’
Hij pakte het briefje aan. ‘Moet ik dan mijn appnummer of mijn telefoonnummer opschrijven?’ vroeg hij, ‘dat zijn bij mij verschillende nummers.’ ‘Doe maar je telefoonnummer,’ zei ik.
Hij schreef nauwgezet, hard drukkend op het potlood. Toen gaf hij mij het briefje. Zijn gegevens stonden erop, in een netjes handschrift. ‘Oh sorry, ik ben de d vergeten,’ zei hij dan. Ik gaf hem het briefje terug, en hij corrigeerde het. Mijn eigen naam en adres schreef ik ernaast. Dat gedeelte scheurde ik af en gaf het aan hem.
‘Nogmaals sorry. Het was heel stom van me.’
‘Het geeft niet. Kan gebeuren.’
We glimlachten naar elkaar.
Met een scheve fiets en een kapotte panty liep ik verder naar het Bestuursgebouw. Veel te laat voor mijn afspraak, maar met het gevoel dat alles goed zal komen.