En ze leeft nog...
Het buitenlandavontuur van Chantal van Elden aan de Deakin University in Australië zit er alweer bijna op. Nog een reisje om wat meer van het land te zien en dan terug naar Nederland, met een rugzak vol ervaring.
Het lijkt wel gisteren: mijn eerste avond in Melbourne een aantal maanden geleden. Als een typische toerist ging ik linea recta naar de McDonalds – een oase van vertrouwdheid voor elke vermoeide en hongerige reiziger die geen flauw idee heeft waar hij of zij nu eigenlijk beland is.
Onder het genot van een Australische McChicken, die teleurstellend genoeg exact hetzelfde leek te smaken als de Nederlandse, had ik een boeiend gesprek met mijn eerste Australische vriend: een minstens vijftig jaar oude trucker die op Hulk Hogan leek en met een onverstaanbaar accent praatte.
Mijn truckervriend was uitermate geschokt toen ik hem vertelde dat ik, in zijn ogen klaarblijkelijk een weerloos, onschuldig tienermeisje, helemaal alleen naar Australië was gekomen. Als ik zijn dochter was geweest, had hij me achter slot en grendel gezet, aldus niet-Hulk Hogan. Ik geloof niet dat hij er veel vertrouwen in had, dat ik ooit weer levend en wel terug naar huis zou keren. Toch zit mijn semester er al bijna op, et voilà: ik ben nog steeds zo vrolijk en gezond als een pasgeboren kangoeroe!
Natuurlijk moet ik niet te vroeg juichen. Ik ga nog twee maanden rondreizen, door de outback, Queensland en Indonesië. Dat betekent dat ik oog in oog zal komen te staan met vele gevaren, waaronder krokodillen, slangen, malariamuggen en niet door een ozonlaag gefilterde zonnestralen. Ik heb er echter het grootste vertrouwen in dat ik al deze risicofactoren zal overwinnen. Na vier maanden in Australië ben ik namelijk net zo stoer als het stereotype Australiër (denk Steve Irwin of Crocodile Dundee).
Ik heb bergen beklommen (of in ieder geval een poging daartoe gedaan), gesurft als een pro (voor twee seconden, waarna ik face-first in het water viel) en een spin zo groot als mijn hand gedood (indirect welteverstaan, door een huisgenoot op te dragen hem te verpletteren met een tijdschrift). Ik lach in het aangezicht van kakkerlakken en ander insectachtig gespuis, en deins niet terug voor wandelingen in de natuur van langer dan drie uur.
Kortom: ik ben een veranderd mens. Ik ben zelfs zodanig geïntegreerd in de Australische cultuur dat ik al meermaals door toeristen de weg ben gevraagd. Ook kan ik met trots zeggen dat ik steeds minder vaak dubbele bijna-botsingen heb met andere voetgangers – een fenomeen waarbij ik bijna tegen iemand aanbots omdat we beiden aan de dezelfde kant van de straat lopen (voor mij de rechterkant, voor de ander de linker), en we vervolgens allebei instinctief in dezelfde richting uitwijken, waardoor we opnieuw bijna tegen elkaar aanbotsen.
Een andere genante situatie die zich zelden meer voordoet, is dat ik spontaan Nederlands begin te praten in alledaagse situaties, zoals het afrekenen bij de kassa of bestellen in een restaurant. Ik leef en denk ik het Engels, actief gebruikmakend van Aussie slang, hoewel het Australische accent helaas nergens in mijn stem te bekennen is.
Hoewel ik het accent dus niet mee naar huis neem, hoop ik de positieve instelling van de meeste Australiërs wel vast te houden. Men zegt altijd dat een aantal maanden in het buitenland doorbrengen een leerzame levenservaring is die je als persoon doet groeien, en hoewel ik denk dat dit voor elke nieuwe ervaring geldt, ben ik er zeker van dit avontuur mij op een unieke en significante manier beïnvloedt heeft. Tegelijkertijd twijfel ik er niet aan dat alles als vanouds zal zijn wanneer ik weer terug ben in Nederland. En dat is eigenlijk ook wel een fijne gedachte.