Evolutie naar een betere wetenschap

Internet vergroot de transparantie en maatschappelijke relevantie van wetenschap, denkt universitair docent Willem van Schaik. De toekomst is aan post publication peer review. En aan beter onderwijs.

In de afgelopen maanden is er intensief gediscussieerd over het nut en de handelswijze van het wetenschappelijke bedrijf. In Nederland spelen de mannen (helaas, ook hier te weinig vrouwen) van Science in Transition een belangrijke aanjagende rol. Het position paper’ van Science in Transition benoemt veel van de problemen waar de Nederlandse wetenschap mee heeft te kampen en werkt als een steen in een rustige vijver. De discussies die het stuk oproepen zullen hopelijk leiden tot een beter functionerende universiteit in Nederland.

Laten we echter vooral niet vergeten dat de Nederlandse wetenschap er in het algemeen goed voorstaat. In Europa behoren de Nederlandse universiteiten nu (nog?) tot de beste van Europa en zijn de onderlinge verschillen tussen de Nederlandse universiteiten relatief klein. Dit is misschien een logisch gevolg van onze meritocratische samenleving waar succesvolle en goede onderzoekers beloond worden met onderzoeksgelden en carrière-perspectief. Door sturende maatregelen (via het topsectorenbeleid en de technologische topinstituten) stimuleert de overheid ook de vermarkting van wetenschappelijke kennis. Dit proces kan absoluut beter, zoals o.a. staat beschreven in het recente rapport ‘Naar een lerende economie’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, maar er zijn wel degelijk voorbeelden die aantonen dat gericht beleid tot economische succesverhalen kan leiden (bijvoorbeeld in de Wageningse Food Valley en de High Tech Campus in Eindhoven).

De goede uitgangspositie van de Nederlandse universiteiten staat echter onder druk door krimpende budgetten en perverse prikkels. Nergens zijn die prikkels zo pervers als in het hoger onderwijs, waar universiteiten worden beloond om grote aantallen studenten zo snel mogelijk door hun studie heen te pompen. De laatste dagen wordt er op de opiniepagina’s van De Volkskrant een levendige discussie gevoerd (met name door Utrechtse studenten) over de studentenfabriek die het huidig academisch onderwijs is geworden. Door de huidige financieringsstructuur van de Nederlandse universiteiten, is de nadruk in het onderwijs helaas komen te liggen op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Studenten worden te weinig uitgedaagd, krijgen onderwijs in te grote groepen en komen onvoldoende in contact met het wetenschappelijk onderzoek. Bovendien zijn veel studenten zelf ook te snel tevreden met een zesje.

Ik denk dat een radicale verbeteringsslag van het hoger onderwijs aan de universiteiten van essentieel belang is voor Nederland. Onderwijs aan universiteiten moet van hoge kwaliteit zijn en uitdagender en innovatiever. Hoger onderwijs zou ook meer aandacht moeten geven aan de zogenaamde transferable skills, die ook in de echte wereld, dus buiten de strikte grenzen van het universitaire onderzoek van waarde zijn, zoals de kennis om met computer-algoritmes complexe patronen in grote data sets te analyseren.

Hoewel het niet direct met onderwijs te maken heeft, wil ik hier nog een andere ontwikkeling binnen het wetenschapsbedrijf onder de aandacht brengen, waarvan het belang nu wellicht nog wordt onderschat. Discussies over het hoger onderwijs en onderzoek aan Nederlandse universiteiten, al dan niet aangejaagd door Science in Transition, worden gelukkig niet meer alleen in de Ivoren Toren gevoerd maar ook steeds meer online, via blogs en social media. Sommige wetenschappers zullen de rol die internet heeft gekregen in het wetenschappelijk discours maar raar of eng vinden, maar ik vind het een fantastische ontwikkeling.

Volgens mij moeten wetenschappers in staat zijn om hun onderzoek te verklaren aan het publiek aan wie zij uiteindelijk, via de belastingopbrengsten, hun baan te danken hebben. Internet is echter niet alleen maar een stok achter de deur (wie wil zich nou op GeenStijl terug vinden met het etiket ‘hoaxwetenschapper’?), maar het is ook een fantastische mogelijkheid om een (inter)nationaal netwerk op te bouwen. Bovendien geven social media een platform aan wetenschappers om zich te mengen in publieke debatten. Dat is niet alleen heel erg leuk, maar ook een manier waarop een wetenschapper waarde (in de vorm van kennis) terug kan geven aan de samenleving.

Ook de manier waarop wetenschappers onderling omgaan met het werk van collega’s gaat ingrijpend veranderen door ontwikkelingen in de on-line wereld. Wat mij betreft is het toenemend belang van post publication peer review een revolutionaire verandering in de manier waarop wetenschappers met elkaar communiceren. Bij post publication peer review kunnen ‘peers’ (lovend, kritisch of aanvullend) commentaar plaatsen bij een artikel nadat het is gepubliceerd. Het open access tijdschrift PLOS ONE is hier een aantal jaar geleden mee begonnen, maar daar is het nooit echt aangeslagen. Dat zou wel eens heel anders kunnen worden na de recente lancering van PubMed Commons, waarbij commentaren geplaatst kunnen worden bij de abstracts die in PubMed (de meest gebruikte database voor wetenschappelijke artikelen in de life sciences) staan gearchiveerd. Nu bevindt PubMed Commons zich nog in een pilot-fase, maar in de toekomst zal commentaar staan bij vele abstracts op PubMed en die zullen voor een belangrijk deel de werkelijke impact van het artikel bepalen. Door post publication peer review, en de voortdurende toename van het aandeel van open access publicaties, zal wetenschap duidelijk transparanter worden.

Beter onderwijs, meer interactie met het publiek en meer transparantie: het is misschien geen revolutie in de wetenschap maar evolutie kan ook snel gaan. 

Advertentie