Fact checking
Het nieuwe fenomeen van fact checking is buitengewoon boeiend, niet alleen in de politiek. Online kijken wat voor vlees je in de kuip hebt, opent volgens hoogleraar Marian Joëls een geheel nieuwe wereld.
Vorige week verbleef ik in Los Angeles, voor de kick off van een door de EU gesteund samenwerkingsverband tussen Utrecht, UCLA, King’s College in London en twee Chinese onderzoeksgroepen, een uit Peking en een uit Shanghai. Zeer boeiend om de verschillende culturen weer even scherp in beeld te krijgen. De Amerikanen zijn erg gecharmeerd van voordrachten waarin zoveel mogelijk slides achter elkaar over het scherm flitsen. Hoe meer slides hoe actiever je bent, althans dat moeten wij denken. Of het publiek het kan volgen, laat staan begrijpen, is iets minder relevant. De Chinese presentaties waren weer heel anders. Slides met gloednieuwe gebouwen, gloednieuwe instrumenten en gloednieuwe medewerkers. Binnen vijf jaar tijd hebben onze collega’s daar van scratch hele departementen uit de grond gestampt en in hetzelfde tempo wordt nu het genetische profiel van patiënten en controlegroepen in kaart gebracht. Als we nog de illusie hadden dat we tegen deze 24/7 fabriek op kunnen, dan is die nu wel in rook opgegaan. In kwantiteit gaan we het hier in Nederland niet winnen, het zal moeten komen van de originele ideeën en vernieuwende inzichten. Maar niets nieuws onder de zon, eigenlijk wisten we dat al, het werd alleen pijnlijk duidelijk.
Een andere trend die duidelijk werd is dat in hoog tempo enorme datasets van over de hele wereld aan elkaar geknoopt worden. Waar tot voor kort men nogal eens met de armen over de eigen dataset heen gebogen zat om toch vooral een ander maar niet te laten afkijken, hebben een aantal charismatische figuren deze houding doorbroken en allerlei partijen in de wereld weten te overtuigen dat we met gegevens van tienduizenden (en binnenkort honderdduizenden) patiënten enorme mogelijkheden hebben om verbanden te gaan zien die op kleine schaal verborgen blijven. Dat is in de genetica al wat langer gebruikelijk, maar het wordt natuurlijk pas echt spannend als je ook structurele gegevens (in dit geval van de hersenen) er bij betrekt en de omgevingsfactoren.
Terwijl ik naar de spreker luisterde die tientallen van dergelijke grote datasets in de wereld bijeen had gebracht, vroeg ik me af wie hij eigenlijk was. Google bood uitkomst. Ah…veel jonger dan ik dacht. Wat? Zoveel al gepubliceerd. He, dat is interessant, eindexamen gedaan in 9 vakken, volgens een krantenartikel uit 2000. Enzovoort. Binnen 3 minuten was het doopceel gelicht van de man die intussen vrolijk zijn voordracht presenteerde. Ik bekeek enkele websites die hij in zijn presentatie noemde en mailde vervolgens een medewerker in Utrecht dat hij ook eens moet kijken. Net als bij het tweede scherm van nieuwsshows op televisie, werd hier in parallelle werelden gecommuniceerd. In plaats van onbeleefd met je buurman te fluisteren, stuur je hem gewoon een mailtje. Zoals tijdens een symposium laatst iemand naast me naar een collega in de zaal mailde: “Hoe vind je de spreker?” en als antwoord ontving: “Heb wel eens een slechtere gehoord, maar niet vaak.” Kortom, het online inzetten van digitale middelen geeft een heel andere dimensie aan wat zich voor in de zaal afspeelt.
Toch wel erg veel veranderd in 5 jaar tijd. Wat mij betreft ten goede.