Genante ontmoetingen

Ik ben in gedachten verzonken, handen diep in mijn splinternieuwe Hanyang University baseballjas, mijn hoofd gebogen tegen de straffe wind van de Seoelse herfst. Ineens hoor ik opgetogen: “Hi Merel!”

Ik kijk op, recht in twee gitzwarte ogen van een Koreaanse jongen die me – help – totaal niet bekend voorkomt. “Hey!”, antwoord ik met een inmiddels geperfectioneerde nepherkenning in mijn stem.

“How are you doing?”,  vraagt de jongen. Ik probeer een zo algemeen mogelijk antwoord te geven, klets dus wat over tentamens en de kou. Ondertussen probeer ik een glimp op te vangen van de achterkant van zijn college jack; misschien dat de faculteit waaraan hij studeert mijn geheugen op weg kan helpen. Maar ik besef dat ik met geen mogelijkheid zijn rug in mijn blikveld kan krijgen zonder cartoonachtige capriolen uit te halen en geef het op. Ik flap er een smoes uit over een metro die ik moet halen en begin te lopen voor de situatie escaleert tot de zoveelste sociale catastrofe.

Enge clichés
Zucht. Het is één van de grootste clichés die er bestaan over Aziaten, maar ik kan er niks aan doen. Het lukt me gewoon niet. Hoe hard ik het ook probeer. Ik kan ze niet uit elkaar houden.

Het zwarte steile haar, de perfecte huid, dezelfde tengere lichaamsbouw, en al die verdomde universiteitsjassen! Oké, die ene jongen uit mijn theaterklas met zijn blauw geverfde haar is herkenbaarder dan Gordon in de Lidl, maar vraag me niet hoe hij heet. Iets met Chwun Won. Of Juon Son. Of Hun Gjon? 

Het ergste is dat ik met mijn korte blonde kop en Nederlandse lengte een soort wandelend Europa-uithangbord ben. Iedereen met wie ik ooit meer dan twee woorden heb gewisseld, vindt het noodzakelijk me op alle daaropvolgende gelegenheden uitgebreid te groeten en een praatje met mij te komen maken. Waarin ze dan verwachten dat ik nog precies weet hoe ze heten (en belangrijker: hoe je dat uitspreekt), waar we elkaar ontmoet hebben, wat ze studeren, en wat hun leeftijd/geboorteplaats/muzieksmaak/lievelingsdisneyfiguur is.

Als de veilige techniek mislukt
Om gênante situaties te voorkomen, kies ik dus meestal voor de veilige, vage techniek: geen vragen stellen, zoveel mogelijk over jezelf blijven kletsen, en het zo kort mogelijk houden. Dat gaat bijna altijd goed. Maar als het fout gaat, gaat het ook fenomenaal fout…

"Where are you headed?", vraagt de Koreaan, als ik al twee stappen richting de subway gezet heb. "Oh, eh, to Wangsimni. I’ve got a meeting with someone from my class." Ik hoef niet eens te liegen deze keer. Maar op het moment dat de Koreaan zijn mond open doet, realiseer ik mijn fout. Hij lacht een beetje schaapachtig. "Ehm... That’s me." Op dat moment wil ik niets liever dan door de grond zakken en pas in Nederland weer boven water komen.

Advertentie