Grenzeloze toekomst
Hoogleraar Marian Joëls zit in Italië en begeleidt internationale jonge wetenschappers. Wat hen bindt is de fascinatie voor het onderwerp, maar ook de onzekerheid voor een toekomst in de wetenschap.
Deze week vertoef ik in een middeleeuws fort, boven op een berg in Italië. Het is een historisch interessante plaats die je kunt bereiken via 65 opmerkelijk ondiepe traptreden. De trap is zo aangelegd, heb ik me laten vertellen, om bezoekers in vroeger tijden in de gelegenheid te stellen het slot te paard binnen te rijden. In de 21e eeuw zijn de paarden verdwenen –die bevinden zich waarschijnlijk in de lasagna die we ’s avonds eten- en moeten de bezoekers zelf voor lastdier spelen als ze hun koffer naar boven zeulen. Niet alles is vooruitgang. Alle gedachten aan een zonnig intermezzo in ons noord europees bestaan moet ik overigens onmiddellijk bijstellen, want tot nu toe hangt er een naargeestige mist rond de berg waaruit nu en dan wat sneeuwvlokken dwarrelen, ondanks het feit dat we al eind maart leven. Gelukkig ben ik hier niet voor vakantiedoeleiden maar als docent in een internationale school op mijn vakgebied, dus we moeten toch binnen blijven.
Misschien is het de berg, maar ik moet steeds aan de ark van Noach denken als ik om me heen kijk. Onder de jonge deelnemers zijn twee Indiaase PhD studenten die zich iedere middag tegenover elkaar gezeten zwijgend door hun pasta heenwerken. Verder zijn er twee Braziliaanse studenten, rillend van de kou diep in hun jas weggedoken; twee jonge onderzoeksters uit de Verenigde Staten, twee Polen, twee Portugezen. En men kan ook niet bepaald zeggen dat deze jonge wetenschappers aan hun stoel gekleefd zitten. Een Nieuw-Zeelandse blijkt in Innsbruck te werken, een Chinees is in Amsterdam aangespoeld, een Italiaanse in Stockholm, een Turk werkt in Berlijn enzovoort.
Wat ze allemaal delen is hun grote interesse in het onderwerp, en de gedrevenheid en het enthousiasme waarmee ze hun laatste resultaten presenteren. Voor míjn gevoel stond ik nog niet zo lang geleden zelf voor zo’n poster mijn werk aan te prijzen, maar de studenten zien dat heel anders; voor hen ben ik duidelijk een oudere dame die al artikelen schreef over dit onderwerp voor hun ouders op het idee kwamen hen te concipiëren.
Naast de fascinatie voor hun onderwerp is er meer wat deze groep bindt. Nu ze drie dagen aan de levenswerken van allerlei internationale experts zijn blootgesteld begint het hun te duizelen. Ze kijken als het ware door de vele ramen van een groot gebouw naar binnen en hebben allerlei kamers te zien gekregen maar het blijft moeilijk om een beeld te vormen hoe die kamers met elkaar in verbinding staan. Dat onderstreept maar weer eens dat je eigenlijk in zo’n school aan het eind van iedere dag even tijd moet nemen om er bij stil te staan hoe al het gebodene met elkaar te maken heeft. Complexiteit is een gegeven maar verwarring is onnodig.
Wat hen ook bindt, en dat valt vooral op in de gesprekken tijdens de maaltijden, is de grote onzekerheid die ze voelen over hun toekomst. Wat als ze niet kans zien hun werk in een top-tijdschrift te krijgen? In veel gevallen hebben hun bazen niet nagelaten duidelijk te maken dat zoiets een abortieve route in de wetenschap betekent. En hoe moeten ze aan geld komen voor een volgende aanstelling? De baan volgen naar opnieuw een ander land? Of toch maar de loopbaan van de partner zwaarder laten wegen en je aanpassen aan wat in de marge daarvan mogelijk is?
Het zijn vragen die ik in Utrecht ook steeds hoor en eenduidige antwoorden zijn er niet. Toch is het aan ons, senior onderzoekers, om veel tijd te nemen om deze jonge mensen zo goed mogelijk te helpen bij het vinden van hun weg. Vooruitgang hangt van hen af, dus we kunnen ons niet permitteren om ze te verliezen. Gelukkig komt er in het curriculum –bijvoorbeeld door de cursus That Thing Called Science- steeds meer aandacht voor dit soort aanverwante maar belangrijke zaken in de wetenschap. Aandacht hiervoor! De wetenschap verlaten is een van de opties in een loopbaan, maar niet om verkeerde redenen.