Het B&O-formulier in tijden van wetenschappelijke transitie

Afgelopen week mocht ik het reflectieverslag voor mijn Beoordelings- & Ontwikkelingsgesprek (B&O-gesprek) weer invullen. Natuurlijk probeerde ik daarin mijn prestaties van het afgelopen jaar zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. Daarbij horen ook keuzes: waar leg ik de nadruk, aan welke prestaties besteed ik minder aandacht?

Die keuzes zijn minder vanzelfsprekend geworden nu VSNU, NWO, NFU en ZonMw bezig zijn met een actieplan voor het anders waarderen en belonen van wetenschappers. Die verandering is nog niet doorgevoerd, maar je voelt hem wel aankomen. Wij wetenschappers gaan op meer dan alleen onze onderzoeksoutput gewaardeerd worden. Andere loopbaanpaden, bijvoorbeeld via maatschappelijke impact of onderwijs, worden mogelijk en team science gaat zwaarder wegen in de beoordeling.

Aan de hand van de kopjes ‘Onderwijs’, ‘Onderzoek en valorisatie/maatschappelijke impact’ en ‘Leidinggeven en/of bestuurlijke activiteiten’ evalueerde ik mijn eigen functioneren.

Wat je vroeger opschreef bij ‘Onderwijs’ telde nooit echt mee. Het leidde soms tot een welgemeend compliment, maar was zelden een doorslaggevende factor voor een wetenschappelijke carrière. Dat zou wel eens kunnen gaan veranderen (terecht), dus ik vulde het netjes in.

Dan ‘Onderzoek en valorisatie/maatschappelijke impact’. (Wat een raar kopje trouwens. Maatschappelijk impact is volgens het strategisch plan een gelijkwaardige pijler naast onderzoek en onderwijs. Waarom is het op het B&O-formulier ondergeschoven bij onderzoek?) Hier liep ik tegen een dilemma aan. Het huidige beoordelingssysteem heeft een dominante nadruk op onderzoeksoutput, dus dan zou je hier het accent moeten leggen op peer-reviewed publicaties en onderzoekssubsidies. De VSNU en collega’s streven echter naar het creëren van diverse loopbaanpaden waarbij je ook de nadruk kan leggen op leiderschap en/of maatschappelijke impact. Ik somde toch maar eerst mijn wetenschappelijke publicaties op, iets zegt mij dat die altijd belangrijk zullen blijven (misschien ook wel terecht, mits de nadruk op kwaliteit ligt en niet op kwantiteit).

Daarna rapporteerde ik uitvoerig mijn activiteiten op het gebied van maatschappelijke impact. Onder ‘Leidinggeven en/of bestuurlijke activiteiten’ kon ik mijn bestuursactiviteiten in de landelijke vereniging van sociaalpsychologen en de Utrecht Young Academy kwijt. Vijf jaar geleden zou ik daar zeker geen nadruk op gelegd hebben. Toen was het zelfs riskant, want destijds mochten wetenschappers niet te veel tijd verdoen met publieke optredens, vrijwilligerswerk voor vakorganisaties en andere “hobby’s”. Dat leidde maar af van het onderzoek.

Het invullen van het B&O-formulier maakte de wetenschap in transitie voor mij voelbaar. En dat voelde goed. Kom maar door met de veranderingen, VSNU en mede-actievoerders.

Advertentie