Steeds meer mensen met dit bordje
I’m very hungry
De afgelopen tijd valt me iets op in de stad dat anderen ongetwijfeld ook is opgevallen. Je ziet steeds vaker mensen met bordje waarop staat 'I’m very hungry'. Deze mensen zitten overal in de binnenstad. Mijn moeder heeft me geleerd dat als iemand om hulp vraagt, je altijd moet helpen als je kan. Het is namelijk niet aan jou om deze mensen of hun keuzes te veroordelen. Uiteindelijk zijn we als mensen allemaal gelijk. We hebben alleen andere kaarten gekregen bij de geboorte.
Kort geleden liep ik door de stad. Ik was net uitbetaald en dacht bij mezelf: ik koop iets te eten voor iemand. Onderweg naar het station zag ik Noël zitten, een meisje van ongeveer mijn leeftijd in een steegje in het winkelgebied. Het was duidelijk dat ze al een tijdje buiten leefde, want haar haar was één grote klit en het vuil plakte aan haar handen. Ik liep naar haar toe, en stelde me aan haar voor, en zij vertelde me haar naam. Al haar bezittingen zaten zich in een plastic zakje uit de broodafdeling van een supermarkt. Ik knoopte een gesprek met Noël aan en vroeg of ze iets nodig had. Of ik iets voor haar kon doen of kopen. Wat ze me hierna vertelde, heeft lang nagedreund in mijn hoofd.
Noël is in Polen geboren en zwaar verslaafd aan crystal meth. Ze liet me haar handen zien, die helemaal aan het trillen waren, en een kleur hadden die het best te beschrijven is als een soort mix tussen zwart en geel. Ze vertelde dat ze elke ochtend samen met anderen in een busje worden afgezet en op verschillende plekken in Utrecht worden afgezet om te bedelen. Het is een bende die hierachter zit. Als ze genoeg heeft opgehaald, krijgt ze aan het einde van de dag drugs.
Gisteren had ze niet genoeg opgehaald en daarom vertoonde ze nu zware afkickverschijnselen. Ze wilde niks van me aannemen. Het voelde alsof ze haar lot had geaccepteerd. Opeens kwam het nare besef; alle keren dat ik deze mensen iets heb gegeven, heb ik het probleem in stand gehouden. Ik werd misselijk bij het idee. Ik heb tien minuten met Noël gepraat en tijdens deze tien minuten hebben zoveel mensen ons smerig aangekeken. Ze liepen snel weg en probeerden geen oogcontact te maken. Ik had het er moeilijk mee, maar het leek Noël niks te doen. Dit was haar leven.
Halverwege ons gesprek vertelde ze me dat ik me geen zorgen hoef te maken dat dit mij overkomt. Ik heb namelijk een familie die van me houdt en me zou zoeken als ik verdwijn. Zij dus blijkbaar niet. Ik vraag me af wie al deze mensen in de stad zijn, wat ze hier doen en waar hun familie is. En hoe kan ik helpen zonder bij te dragen aan het probleem?
Aan het einde van het gesprek vroeg ze of ze mijn hand mocht vasthouden. Toen ik deze aan haar gaf schreeuwde ze bijna: “You’re real and I’m real”. Het beste wat we voor deze mensen kunnen doen, is niet vergeten dat het mensen zijn. Echte mensen.