Italiaanse vuilspuierij

Het was verkiezingstijd in Italië en ik voelde me net een correspondent. Mijn verslag komt van een ereplaats op de voorste rij van een uitmuntend stuk politiek theater. Wat zeg ik, theater? Circus! Ik ben er nog niet uit wat de topact was.

De rentree van de toch niet uitgerangeerde Berlusconi?
Op een manifestatie van een groen energiebedrijf vraagt de presentatrice hem of hij ook komt naar presentatie van een nieuw product van het bedrijf. Ja, antwoordt hij, en een kort gesprekje volgt:

Berlusconi: “Maar ik begrijp dat u ook komt?”
Presentatrice: “Ja, ik kom en zonder daar kosten voor in rekening te brengen.”
Berlusconi: “Maar één keer?”
Presentatrice: “Nee nee.”
Berlusconi: “Hoe vaak komt u?”

De dame heeft het over het apparaat, ze moet wel, haar bazen staan naast haar. Berlusconi heeft het over heel iets anders. Hij is inmiddels voorbij de dubbelzinnigheid, hij kan het niet eens meer normaal bedoelen. Alles wat il Cavaliere zegt, kan alléén maar seksuele getint zijn.

Volgende circusact: Beppe Grillo.
Een komiek die buiten het establishment om, zijn roem en rijkdom vergaarde en nu de Movimento 5 Stelle leidt. Letterlijk vertaald: de Vijfsterrenbeweging. Dat het een beweging is en geen politieke partij geeft het geheel het gewenste revolutionaire anti- establishments karakter. Grillo raakt een snaar, veel Italianen zijn de politiek zat, de proteststemmen zijn voor hem. Een beweging betekent ook dat hij de partij kan leiden zoals hem goeddunkt –tot zover het democratische gehalte van de vijfsterrenrevolutie. (Voor wat verschillende perspectieven op Grillo: hier en hier)

En dan hebben we het professionele cabaret nog niet gehad. Tijdens het muziekfestival van Sanremo trad komiek Maurizio Crozza op. Tenminste, dat probeerde hij.

In campagnetijd ligt politiek gevoelig op de publieke televisie. Zijn act bestaat daarom strategisch uit imitaties van alle politieke kopstukken. Maar al bij de eerste, Berlusconi, gaat het mis. De eurobiljetten puilen uit al zijn zakken en mouwsgaten, en al zingend strooit hij er kwistig op los –“het is toch niet van mij”. Het publiek moet er niets van hebben. “Vai via, vai a casa,” wordt er geschreeuwd: ga weg, ga naar huis.

Het zou allemaal om te lachen zijn als het niet echt was. Maar voor wie het vergeten was, deze komieken besturen een land. Een land met meer dan 10 procent werkloosheid (voor jeugdwerkloosheid mag u de cijfers verdubbelen). Over de staatsfinanciën lezen we dagelijks in de krant. Er is een belabberd sociaal vangnet. Arm is hier armer.

Daar merk je hier op het Europees Instituut weinig van. De crisis bereikt de statige villa's in de Toscaanse heuvels alleen als een abstract gespreksonderwerp, voer voor hoogleraren. Het instituut is officieel een internationale organisatie, niet Italiaans, er geldt zelfs een andere jurisdictie op het terrein. Ik weet er het fijne niet van, maar technisch gesproken woon ik in Italië en werk ik een NGO-land. Zo voelt het ook, ik hoor dagelijks minstens tien verschillende talen om me heen. In die internationale babbelbox ligt Italië ver weg.

Hoe ik dit allemaal weet? Nederlandse kranten. Ik moet vaak denken aan Joris Luyendijk, die in Het zijn net mensen beschreef hoe de stand-upjes in Caïro voor de NOS in zijn werk gingen: vanaf een waaierig dak vertelde hij de kijker wat hij even daarvoor via dezelfde straalverbinding van de Hilversumse redactie te horen had gekregen. Zo voel ik me ook een beetje: Italiaans uitzicht, Nederlandse pers.

Lees ook de blogs van de andere UU'ers in het buitenland:

Rechtenstudent Anne Rietveld in Wales
Farmaciestudent Emilie van Brummelen in Berlijn
Historicus en promovendus Thijs Kuipers in Florence
Masterstudent Religiewetenschappen Paula Dubbink in Lund

Advertentie