Krijtnostalgie
Powerpointpresentaties zijn lang niet altijd een pretje, vindt Lea ter Meulen. Te vaak ontbreekt het interessante verhaal. Dan verlangt ze naar een dynamische liveperformance met krijt.
Wars van vooruitgang ben ik geenszins; je zou me zelfs progressief kunnen noemen. Toen de Albert Heijn zelfscanners introduceerde, dartelde ik dronken van geluk tussen de schappen door, terwijl ik mijn rode laser kirrend richtte op alles wat los en vast zat. De overgang van afwasborstels naar -machines, van diskettes naar USB-sticks, van fotorolletjes naar geheugenkaartjes: ik heb het allemaal meegemaakt, en ik stond juichend aan de zijlijn. Mijn smartphone is mijn vriend.
Toch betrap ik mezelf er de laatste tijd steeds vaker op dat ik, wanneer ik een PowerPointpresentatie voorgeschoteld krijg, nostalgisch terugdenk aan de goede oude tijd van schoolbord-met-krijt.
Jawel, ik kan me de nadelen ook heus wel herinneren. Krijtpoeder in je neus, vergelijkingen die werden uitgeveegd voordat je ze kon overpennen en, het summum van narigheid, dat geluid van nagels over een schoolbord – het staat me allemaal helder voor de geest. Ik weet ook dat je slides na het college thuis op je gemak nog eens kunt doorkijken, met een grote bak tortillachips binnen handbereik. Maar de nieuwe media hebben ook zo hun minpuntjes.
Inkoppertje: als je niet uitkijkt slokken de slides meer aandacht op dan het verhaal waaraan ze secundair zouden moeten zijn. Kekke kleurtjes en grappige gifjes versterken dat effect – om nog maar te zwijgen van de eindeloze vortices van Prezi, die me telkens in mijmeringen doen vervallen over de grootte van het heelal en de nietigheid van de mens. Tegen de tijd dat ik mijn existentiële angst heb bezworen en klaar ben om me op de inhoud te concentreren, is de presentatie meestal al afgelopen.
Maar ook met een sobere PowerPoint kan het misgaan. In het gunstigste geval voert de presentator het publiek mee door de slides: hij heeft een verhaal te vertellen, en ondersteunt dit zo af en toe met een schemaatje, of een leuke dwarsdoorsnede van het ruggenmerg. Maar soms zijn het de slides die de presentator meevoeren, zoals je ook meegevoerd kunt worden door je eigen benen als je een steile helling af rent. Waar dit laatste nog een vrij komisch gezicht kan zijn, is er weinig leuks aan om naar zo’n op hol geslagen presentatie te kijken. De steeds zenuwachtiger wordende presentator kan alleen maar toekijken hoe de slides, die het verassingselement hebben, met elke druk op de spatiebalk sterker worden.
Ik overdrijf natuurlijk, maar feit blijft dat een vooraf gemaakte presentatie je ervan kan weerhouden je route on the fly te veranderen, zijpaden in te slaan of juist shortcuts te nemen, afhankelijk van de input en ervaring van je publiek. Doe mij dan toch maar een dynamische liveperformance met krijt of stiften. Of, spectaculairder nog – sommige docenten kunnen het nog steeds! – een goed betoog, ondersteund door niets anders dan intonatie, mimiek en gebaren. PowerPoint is als kernfusie: een nuttige uitvinding, maar wel eentje die maar al te gemakkelijk verkeerd manier kan worden gebruikt.