Masterscriptie vanuit waarheidsdrift
Voor de masterscriptie wil je een nieuw, eigen onderzoekje doen, constateert Lea ter Meulen. Of zou je toch een bestaand onderzoek moeten willen herhalen? Om de waarheid te checken.
Tijdens onze wekelijkse bijles Grieks leg ik Isaak, 14 jaar, uit wat een hypothese is, en omdat hij voor zijn doen uitzonderlijk geboeid naar me luistert, wijd ik enthousiast uit over de empirische cyclus. Als ik begin te orakelen over p-waarden, modelassumpties en logistische regressieanalyse, onderbreekt Isaak me: hoe weet je dat eigenlijk allemaal?
Nou, ik doe een onderzoeksmaster, en dan moet je zelf onderzoek doen, verklaar ik. Voor je masterscriptie doe je zelfs een halfjaar niets anders – althans, dat is de bedoeling (en ik denk schuldbewust aan mijn uitstelgedrag, dat inmiddels extreme vormen heeft aangenomen). Een astronomisch lange periode vindt Isaak dat, een halfjaar. Een tikkeltje bezorgd geworden vraagt hij of hij dat later ook gaat moeten, zo’n scriptie schrijven. Het lijkt Isaak namelijk een tamelijk ondoenlijke klus.
Dan, ineens, klaart zijn gezicht op. Een lumineus idee overvalt hem: “Kun je niet gewoon alleen een experiment dat iemand anders al heeft uitgevoerd opnieuw doen?” vraagt hij hoopvol. Ik lach, en antwoord dat het toch veel leuker is om je eigen onderzoekje te doen, en zelf iets te ontdekken. Bovendien, hoor ik mezelf hautain zeggen, zou de wetenschap niet erg hard vooruit gaan als iedereen alsmaar experimenten zou repliceren. In een estafetteloop ren je toch ook niet steeds stukken op en neer? Nee, je gaat verder waar iemand anders is gestopt. Ik werp een vluchtige blik op de klok. “Zullen we weer verdergaan met hoofdstuk 16?”
Een kwartier later, op de fiets naar huis, overpeins ik het idee dat ik zojuist in Isaak’s hoofd geplant heb. Ik denk aan Marc Hauser, aan Karen Ruggiero, aan Diederik Stapel. En ik schaam me. Hebben de plagiaatdebacles van de afgelopen jaren niet genoeg indruk op me gemaakt? Ben ik soms vergeten wat “p<.05” betekent? Ook bij gewetensvol uitgevoerd onderzoek bestaat de kans dat het gevonden effect op toeval berust.
Even moet ik de neiging onderdrukken om een U-turn te maken en terug naar Isaak te racen. Om hem te zeggen dat het bij een estafette niet alleen belangrijk is dat je hard loopt, maar ook dat je de goede kant op gaat. Om hem op het hart te drukken dat hij bést mocht repliceren – niet uit luiheid, maar uit waarheidsdrift.