Nominaal=Normaal maakt studenten sneller, niet beter

In Rotterdam hanteren ze de regel Nominaal=Normaal. Ook iets voor Utrecht? Tycho Wassenaar vindt van niet. Het hoofddoel van N=N is om studenten sneller te laten studeren. Volgens hem moet de discussie echter gaan over beter onderwijs.

Het Rotterdamse Nominaal=Normaal (N=N) staat volop in de aandacht. Zo ook binnen mijn eigen faculteit. In een op het onderwijs gerichte heidag van het faculteitsbestuur met opleidingen en studenten kwam Henk Schmidt als een ware Messias presenteren over zijn Rotterdamse aanpak. De presentatie was indrukwekkend en overtuigend. Enkele aanwezigen riepen vol verbazing ‘wow’ of ‘ooh’ toen de verbeterde rendementscijfer op de sheets tevoorschijn kwamen.

Het N=N systeem houdt de gemoederen dus flink bezig. Het systeem heeft in mijn ogen positieve en minder positieve onderdelen. De vraag is met name of het halen van studiepunten als uitgangspunt gebruikt zou moeten worden. Is niet het opdoen van kennis en de ontwikkeling van academische vaardigheden belangrijker? En dat bereik je volgens mij door beter onderwijs. Het hoofddoel van N=N is om studenten sneller te laten studeren. Niet om studenten beter te laten studeren.

Waar het N=N systeem zich ook op richt – en wat een positief onderdeel kan zijn -  is een hervorming van het onderwijssysteem. En dan met name in de gebruikte onderwijsvormen. Er wordt terecht gesteld dat studenten rationeel studeren op basis van consequenties, dat ze (daarom) überhaupt betrekkelijk weinig studeren en dat de huidige onderwijsvormen studenten niet per se effectief zijn in het laten leren van studenten. Van een klassiek hoorcollege blijft maar weinig hangen.

Maar een verhoging van het bindend studieadvies (bsa) is niet het middel om deze problemen op te lossen.  Andere universiteit lijken dit ook in te zien. Zo is deze week bekend geworden dat Groningen het bsa niet gaat verhogen. Utrecht liet al eerder weten in elk geval geen bsa in het tweede jaar in te voeren.

N=N gebruikt nieuwe onderwijsvormen: probleemgestuurd onderwijs in kleinschalige groepen. Dit onder de noemer van activerend onderwijs. Maar wordt de kwaliteit van het onderwijs hier ook mee verbeterd? Eerder schreef ik dat de werkgroep te vaak een papieren werkelijkheid is. Activerend en uitdagend onderwijs is dan ook iets wat ik persoonlijk te vaak in het onderwijs mis. De resultaten uit Rotterdam laten echter geen verbetering of verslechtering van de beoordeling van het onderwijs door psychologie studenten zien. Het evaluatierapport  concludeert: “Uit Tabel 7.1 blijkt dat er geen significante verschillen waren in de waardering van de blokken tussen cohort 2011 en cohort 2010”.

Maar dezelfde tabel laat ons wel zien dat de beoordeling van studenten in 2008 of in 2009 vaak hoger was dan die in 2010 en in 2011. 2011 is het jaar waarin de nieuwe onderwijsvormen werden geïntroduceerd. Voor de overige opleidingen wordt er helaas geen enkele informatie gegeven over de beoordelingen van de onderwijskwaliteit. Het is dus maar de vraag of dit activerende onderwijs ook tot beter onderwijs leidt.

Ik denk dat een N=N systeem niet de beste oplossing is om studenten sneller en beter te laten studeren. Universiteiten doen er beter aan om allereerst goed te kijken wie ze om welke reden toelaten tot hun programma’s.  De UU heeft hier met matching al een eerste stap in gezet. Verder zou het onderwijssysteem verschillende typen studenten verschillend moeten benaderen. Dit idee wordt bevestigd door een aanbeveling van een studie in opdracht van het Ministerie van OCW naar de verklarende factoren van studiesucces in de bachelor.

De aanbeveling luidt: “Met name de studenten die met relatief lage vwo cijfers starten en slecht presteren bij de eerste tentamens zouden eruit gelicht moeten worden, en in een aanvullend programma begeleid moeten worden naar studiesucces.”

De aanbeveling uit het onderzoek beperkt zich echter alleen tot risicogroepen. Dit is een gemiste kans, want juist ook de groepen studenten die het beter doen zouden in een aanvullend programma begeleid moeten worden. Verdeel studenten in (werk)groepen op basis van hun kwaliteit, inzet en motivatie en stel de begeleiding daar op af. Binnen de bestaande cursussen, dus niet in een apart honoursprogramma.

Niveauverschillen tussen studenten zijn een kans om doelgerichter onderwijs te verzorgen en zodoende beter in te spelen op de ‘gebruiksaanwijzing’ van verschillende typen studenten. Ik denk dat je op die manier studenten daadwerkelijk beter kunt laten studeren.

Advertentie