Campusgedicht

Nu zijn we hier

Nu zijn we hier


Ik ruik ze al: de wegwerpbarbecues, de overvolle prullenbakken

de zweterige gangen, en kijk nou! De overlopen stromen over van weifelend

oogcontact. Gezweef, zweet, het afwegen, een bruine huid straks

 

de juiste lichtinval, de doodslag tussen ja! en nee. Zo lijkt de zomer

behoorlijk betoverend, maar komt het altijd neer op klotsende oksels en

een heleboel gedenk aan wat in een ander geval had kunnen zijn.

 

Nu zijn we nog hier. Vol onbeholpen getwijfel en ongemak bevinden we

ons middenin het mooiste aan de zomer: het verlangen. Straks keert iedereen

terug naar familie, worden touwen doorgesneden, gaat het hard en

 

verstopt de zomer zich geruisloos in een map, tussen de velen

die jaar na jaar zonder vaarwel in het luchtledige verdwenen. Ik roep

iedereen op tot bewegen. Blijf nou niet hangen in dat zinloze gedroom!

 

Vertel ze wat verteld moet, neem plaats in het nu nog natte gras, kijk hoe

treurig de tram voorbij hobbelt, hoe druppels als bejaarde wandelaars langs

de gebouwen druipen: hoe alles hier zich, zo heerlijk dof, staat klaar te maken.

 

 

Advertentie