Oppasongemakken
Merel van 't Hooft dacht met oppassen een makkelijke bijbaan te hebben gevonden. Dat viel tegen. De jongens wisten haar tophumeur danig te verpesten.
Eén van de makkelijkste baantjes die je als student kunt hebben, is oppassen. Je zet twee kinderen op een bank, voert ze alles wat hun moeder verboden heeft – met andere woorden, chips en cola – en schotelt ze een tenenkrommend slecht nagesynchroniseerde animatiefilm voor. Intussen app jij wat mensen over wat er aanstaande donderdag bij ’t Gras van de Buren te doen is, en stuur je selfies naar je crush van jou in je nieuwe superverantwoordelijke baantje.
Zulk soort scenario’s zag ik voor me toen ik ruim een maand geleden kennis ging maken met de redelijk stereotypische gescheiden Wilhelminapark-moeder en haar twee zoontjes. Het feit dat mijn twee oppaskinderen in spe me nauwelijks een blik waardig gunden, hun persoonlijke iPads in hun zweterige handjes geklemd, schrok me niet af. Dat zou vast wel loslopen. Integendeel: toen ik na vijf minuten met de voordeursleutel en vijftig euro vooruitbetaald loon weer buiten stond had ik er alle vertrouwen in dat ik de ideale bijbaan gevonden had.
Een week later stond ik poep te schrobben op de wc. De vijfjarige veroorzaker van dit staaltje incontinentie rende vrolijk door de huiskamer met zijn broek nog op de enkels, zijn oudere broer rollend over de bank van het lachen. Het feit dat mijn eigen achterste al compleet doordrenkt was met de inhoud van een waterpistool maakte mijn humeur er niet beter op, en toen ik daarna een sms’je kreeg met de vraag of ik even de saus voor het eten kon klaarmaken, kon ik wel janken.
Mijn oh-zo-perfecte-kijk-maar-een-film-plan ging mooi niet door, want de jongens hadden hun 30 minuten ‘schermpjestijd’ al opgemaakt aan de Minecraft demo die ik, in een poging zieltjes te winnen, op mijn laptop gezet had. Van zelf-entertainment hadden de twee nog nooit gehoord, en dus zat ik een kwartier later op mijn knieën voor het aanrecht paprika te snijden, terwijl ik in de rug aangevallen werd door ninja’s met indianentooien en plastic handbogen. Uit paniek (wie bedacht heeft dat vrouwen kunnen multitasken weet ik ook niet) gooide ik vervolgens het vlees met verpakking en al in de pan, om de gesmolten stukjes plastic er daarna koortsachtig weer uit te vissen.
Toen ik me geruime tijd later met een zucht op de bank neergooide ving ik nog net het laatste deel van een gesprek van de jongens op. Het had een hoog poep-en-plasgehalte, aangevuld met een flinke schep piemeljargon. Uit (wan)hoop de situatie te behoeden voor verdere escalatie - de jongste begon al redelijk exhibitionistische trekken te vertonen - besloot ik een poging te doen tot biologieles. “Weten jullie eigenlijk waar die voor is, je navel?” vroeg ik. De oudste stopte even met zijn eigen buik observeren en keek me een paar seconden wat verbijsterd aan. “JA!” riep hij enkele tellen later ineens. “Dat hebben we op school geleerd! De navel is de bewaarplaats voor het eitje en het zaadcelletje, zodat ze elkaar kunnen vinden!”
Ik kon een glimlach niet onderdrukken, en in die drie seconden ebde al mijn chagrijn weg.