Oude wijn behoeft geen krans

Met 65 jaar valt ook voor de wetenschapper definitief het doek. De ene dag nog topper, de andere dag een bejaarde medeburger. Marian Joëls vraagt zich af waarom we niet meer mogen profiteren van scherpe onderzoekers op leeftijd.

Tot voor kort viel voor wetenschappers in bijna alle Europese landen op de dag dat je 65 werd de bijl: exact op de dag dat je de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, werd je actieve dienstverband bij de universiteit beëindigd.

Mijn voormalige promotor had daar grote moeite mee. De ene dag was hij een gevierde wetenschapper, de meest geciteerde biomedisch onderzoeker van Nederland, president van de KNAW, potentiele Nobelprijswinnaar (zijn naam was genoemd); de volgende dag was hij persona non grata en moest soebatten om een bureau in de bezemkast onder de trap te krijgen.

En hij was de enige niet. Twintig jaar later werd een collega in Zweden, vooraanstaand lid van het Nobelcomité, auteur van (inmiddels) 1435 publicaties en 78448 maal geciteerd, na zijn pensionering vriendelijk verzocht op te krassen. Dat deed hij dan ook en omdat hij nog lang niet was uitgewerkt, vertrok haar naar de USA. Daar werd hij met open armen ontvangen en mocht met veel geld een splinternieuw top-instituut in Texas opzetten. Men is erg blij met hem. Europa is weer een topper armer.

En wat te denken van die Akademiehoogleraar in Nederland, als docent op handen gedragen door de studenten, zeer succesvol in het binnenhalen van subsidies? Toegegeven, een maatje kleiner dan het vorige kanon, maar nog altijd goed voor ruim 500 publicaties en bijna 30000 citaties, daarmee een van de meest geciteerde wetenschappers van zijn universiteit? Ach, de stakker. Subsidies aanvragen mag niet meer, hij heeft zijn kamer inmiddels moeten ontruimen en hij deelt nu een flexplek met een andere emeritus; hij moest nog flink onderhandelen om zijn universitaire email adres te mogen behouden. In een van de Nederlandse universiteiten heeft men, naar verluid, zelfs een speciale ruimte gereserveerd voor deze bejaarden, het emeritorium. Dat klinkt als een voorportaal van het crematorium, de ruimte waar men langzaam mag verschrompelen tot de dood er op volgt.

Waarom toch? Het kan zo anders, zoveel beter voor de betrokken onderzoekers en hun wetenschappelijke omgeving. Mijn ex-collega uit Amsterdam is inmiddels 78 en hij vliegt nog de hele wereld over om goede dingen in en voor de wetenschap te doen. Ik hoorde hem afgelopen vrijdag een voordracht in Amsterdam houden en de zaal met studenten lag aan zijn voeten. Of neem de Amerikaanse godfather van mijn eigen onderzoeksveld, inmiddels een heel eind in de zeventig, maar nog altijd goed voor een wijze beschouwing over het veld, waarvan hij zelf de basis heeft gelegd. Hij weet als een van de weinigen dat nogal wat hedendaagse experimenten al eens gedaan zijn, vroeger; met minder fancy technieken, maar vaak wel veel gedegener en met ongeveer dezelfde uitkomst. Het is waardevol als er mensen rondlopen die zo’n reality check kunnen geven, opbouwend natuurlijk, maar ook wel de zaken in het juiste perspectief stellend.

Begrijp me goed, er zijn wetenschappers die er goed aan zouden doen om op hun 45ste al met pensioen te gaan, omdat de vaart er helemaal uit is. Met lange tanden slepen ze zich de jaren door en houden inmiddels een plek bezet waar een frisse jonge onderzoeker veel goeds mee zou kunnen doen. Ik pleit dus niet voor ongelimiteerde aanstellingen. Maar is er ook ruimte voor maatwerk? Mogen we profiteren van wijsheid, ervaring en scherpzinnige inzichten, ook als die van een 75-jarige komen? Wat mij betreft wel. Zolang wetenschappers zich openstellen voor dezelfde onafhankelijke, externe evaluatie als waar iedereen aan wordt blootgesteld en daar met glans doorheen komen, zijn ze wat mij betreft een welkome en noodzakelijke versterking van de gelederen. En dan niet in een emeritorium maar midden in het gewoel van de wetenschap, daar waar het gebeurt.

Tags: emeritaat

Advertentie